ECLI:NL:RVS:2010:BN9188
Raad van State
- Hoger beroep
- A.W.M. Bijloos
- M.A.A. Mondt Schouten
- A.B.M. Hent
- H.W. Groeneweg
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake de afwijzing van verstrekkingen aan een vreemdeling door het COa
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa) tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Zutphen, die op 7 oktober 2009 een eerdere afwijzing van een aanvraag om verstrekkingen op grond van de Regeling verstrekkingen bepaalde categorieën vreemdelingen (Rvb) had vernietigd. De vreemdeling had op 4 augustus 2008 een aanvraag ingediend voor verstrekkingen, maar deze was door het COa afgewezen omdat de aanvraag niet tijdig was ingediend. De rechtbank oordeelde dat het COa ten onrechte had gesteld dat de aanvraag buiten de termijn was ingediend en verklaarde het beroep van de vreemdeling gegrond.
In hoger beroep betoogde het COa dat de rechtbank niet had onderkend dat de aanvraag van de vreemdeling niet binnen de vereiste termijn van twee weken na afloop van de betrokken maanden was ingediend. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 12 augustus 2010 behandeld. De Afdeling oordeelde dat het COa de aanvraag terecht had afgewezen, omdat de vreemdeling niet aannemelijk had gemaakt dat er sprake was van een overmachtsituatie die het indienen van de aanvraag binnen de gestelde termijn zou rechtvaardigen. De Afdeling concludeerde dat de Rvb een systeem van vervolgaanvragen kent en dat het COa niet onjuist had gehandeld door deze systematiek toe te passen.
De Raad van State verklaarde het hoger beroep van het COa gegrond, vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van de vreemdeling ongegrond. De uitspraak benadrukt het belang van het tijdig indienen van aanvragen voor verstrekkingen en de noodzaak voor vreemdelingen om zich aan de gestelde termijnen te houden.