ECLI:NL:RVS:2010:BN8581
Raad van State
- Hoger beroep
- C.H.M. van Altena
- P. Klein
- Rechtspraak.nl
Weigering afgifte verklaring omtrent gedrag (VOG) en ontvankelijkheid hoger beroep
In deze zaak heeft de Raad van State op 29 september 2010 uitspraak gedaan in het hoger beroep van [appellante] tegen de weigering van de minister van Justitie om een verklaring omtrent het gedrag (VOG) af te geven. De minister had op 26 maart 2009 besloten om de VOG te weigeren, waarna [appellante] bezwaar maakte. Dit bezwaar werd op 10 juli 2009 ongegrond verklaard. De rechtbank Rotterdam verklaarde op 4 februari 2010 het beroep van [appellante] tegen deze beslissing ook ongegrond. Hierop heeft [appellante] hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, ingekomen op 17 februari 2010.
Tijdens de zitting op 30 augustus 2010 werd duidelijk dat [appellante] haar opleiding had stopgezet en geen VOG meer nodig had voor haar stageplek bij [kinderopvangverblijf]. De minister stelde dat [appellante] geen belang meer had bij het hoger beroep, maar [appellante] betoogde dat zij nog steeds belang had bij een inhoudelijke uitspraak, omdat zij van plan was haar opleiding te hervatten en een nieuwe VOG aan te vragen.
De Raad van State overwoog dat er geen rechtens te beschermen belang meer was voor een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep, aangezien een eenmaal afgegeven VOG alleen gebruikt kan worden voor de functie waarvoor deze is aangevraagd. Bovendien zou bij een nieuwe aanvraag opnieuw een beoordeling plaatsvinden, waarbij de omstandigheden van de aanvraag zouden kunnen verschillen door tijdsverloop. Daarom verklaarde de Raad van State het hoger beroep niet-ontvankelijk en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.