201001475/1/H3.
Datum uitspraak: 29 september 2010.
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 13 januari 2010 in zaak nr. 09/2665 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Pijnacker-Nootdorp.
Bij besluit van 25 juni 2008 heeft het college een aantal samenhangende verkeersbesluiten genomen, waaronder begrepen de afsluiting voor motorvoertuigen van de Overgauwseweg te Pijnacker ten zuiden van de Oude Leedeweg 1.
Bij besluit van 18 februari 2009 heeft het college het door [appellant] gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 13 januari 2010, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 10 februari 2010, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het college heeft een nader stuk ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 30 augustus 2010, waar [appellant], bijgestaan door mr. P.J.L.J. Duijsens, advocaat te Den Haag, en het college, vertegenwoordigd door mr. C.J.A. Boere, advocaat te Alphen aan den Rijn, en D.J. van Zoomeren, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2.1. Het college heeft aan het besluit van 18 februari 2009 ten grondslag gelegd dat tijdens het door [appellant] ingediende bezwaarschrift van 30 mei 2008 nog geen formeel verkeersbesluit was genomen. Ook kon [appellant] redelijkerwijs niet menen dat dit wel reeds het geval was, aldus het college.
2.2. [appellant] keert zich tegen het oordeel van de rechtbank dat hij geen bezwaar heeft gemaakt tegen het besluit van 25 juni 2008.
2.2.1. Het betoog faalt. Ingevolge artikel 6:10, eerste lid, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) blijft ten aanzien van een voor het begin van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien het besluit ten tijde van de indiening nog niet tot stand was gekomen, maar de indiener redelijkerwijs kon menen dat dit reeds wel het geval was.
Het verkeersbesluit betreffende de afsluiting van de Overgauwseweg heeft het college op 25 juni 2008 genomen. Anders dan [appellant] betoogt vereist artikel 26 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer niet dat hij persoonlijk op de hoogte van het verkeersbesluit had moeten worden gesteld. Door publicatie in weekblad Telstar op 25 juni 2008 is aan de wettelijke vereisten voldaan.
Ten tijde van het bezwaarschrift van 30 mei 2008, alsmede ten tijde van de mede door [appellant] ondertekende petitie van 11 juni 2008 was het verkeersbesluit nog niet tot stand gekomen. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat niet is gebleken dat zich een situatie voordeed waarin [appellant] redelijkerwijs heeft kunnen menen dat het verkeersbesluit reeds tot stand was gekomen. De omstandigheden dat het besluit van 25 juni 2008 onduidelijk zou zijn gepubliceerd en dat het college in een brief van 3 juli 2008 per abuis heeft medegedeeld dat nog geen verkeersbesluit was genomen, doen hieraan niet af. Die omstandigheden, wat daar verder ook van zij, maken niet dat moet worden geoordeeld dat [appellant] op 30 mei 2008 redelijkerwijs kon menen dat het verkeersbesluit op dat moment reeds tot stand was gekomen. Derhalve kan het bezwaarschrift niet worden aangemerkt als een prematuur bezwaar als bedoeld in artikel 6:10, eerste lid, aanhef en onder b, van de Awb.
2.3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Klein, ambtenaar van staat.
w.g. Van Altena w.g. Klein
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 29 september 2010.