ECLI:NL:RVS:2010:BN8549

Raad van State

Datum uitspraak
29 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201005701/1/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • Th.C. van Sloten
  • Z. Huszar
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Hospice Middenbeemster 2010 en de gevolgen voor de bedrijfsvoering van appellant

In deze zaak heeft de Raad van State op 29 september 2010 uitspraak gedaan over het bestemmingsplan "Hospice Middenbeemster 2010" dat op 22 april 2010 door de raad van de gemeente Beemster is vastgesteld. Appellant, die een autoherstelbedrijf runt op een nabijgelegen perceel, heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, omdat hij vreest dat de realisatie van de hospice zijn bedrijfsvoering zal belemmeren. Hij stelt dat het parkeren van bezoekers van de hospice en begrafenisondernemingen de toegang tot zijn bedrijf ernstig zal hinderen.

De Raad van State heeft de zaak behandeld op 10 september 2010, waarbij zowel appellant als de raad van de gemeente Beemster aanwezig waren. De raad heeft in zijn verweerschrift gesteld dat de functie van de hospice gelijkgesteld kan worden met die van een verpleeg- of verzorgingstehuis en dat de parkeerbehoefte van de hospice in overeenstemming is met de geldende normen. De raad heeft betoogd dat er voldoende parkeerplaatsen zijn voorzien voor de hospice, en dat de vrees van appellant voor belemmeringen bij zijn in- en uitrit ongegrond is.

De Afdeling bestuursrechtspraak heeft overwogen dat het gebruik van de gronden van appellant voor autopoetswerkzaamheden slechts hobbymatig is toegestaan en dat het bestemmingsplan "Middenbeemster 1983" geen ruimte biedt voor bedrijfsmatige autoherstelwerkzaamheden. De Afdeling concludeert dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het bestemmingsplan voor de hospice een goede ruimtelijke ordening bewerkstelligt. Het beroep van appellant is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201005701/1/R1.
Datum uitspraak: 29 september 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
en
de raad van de gemeente Beemster,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 22 april 2010 heeft de raad het bestemmingsplan "Hospice Middenbeemster 2010" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 10 juni 2010, beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft een nader stuk ingediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft de Stichting Hospice Het Thuis van Leeghwater (hierna: de hospice) een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 september 2010, waar [appellant] en de raad, vertegenwoordigd door drs. R.W.J. Sterenborg, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is daar de hospice, vertegenwoordigd door mr. M.J. Smaling, werkzaam bij DAS Rechtsbijstand, D. van Koert en A.E.W. Koot, beiden werkzaam bij de hospice, als partij gehoord.
Buiten bezwaren van partijen is ter zitting nog een stuk in het geding gebracht.
2. Overwegingen
2.1. Het plan maakt de realisatie van een hospice op het perceel Prins Mauritsstraat 4-6 te Middenbeemster mogelijk.
2.2. [appellant] betoogt dat hij door de realisatie van de hospice belemmerd zal worden in de bedrijfsvoering van zijn autoherstelbedrijf op het perceel [locatie 1]. In dit verband voert hij aan dat door de korte afstand van zijn bedrijf tot de hospice hij zijn werkzaamheden niet naar behoren kan uitvoeren en dat in- en uitrijden van zijn perceel ernstig belemmerd zal worden door het parkeren van bezoekers van de hospice en begrafenisondernemingen.
Daarnaast betoogt [appellant] dat in de beantwoording van de zienswijze ten onrechte is gesteld dat wordt gewoond op het perceel [locatie 1].
2.3. In de beantwoording van de zienswijze heeft de raad zich op het standpunt gesteld dat op het perceel [locatie 1] thans wordt gewoond, waarbij tevens vastgesteld is dat ter plaatse geen autoherstelbedrijf is gevestigd dan wel staat ingeschreven. Dientengevolge moeten de autoherstelwerkzaamheden ondergeschikt worden geacht aan de winkelhuis(woon)bestemming, aldus de raad. Voorts kan [appellant] volgens de raad geen rechten ontlenen aan hobbymatige activiteiten.
De raad stelt voorts in zijn verweerschrift dat de functie van een hospice gelijkgesteld kan worden met een verpleeg-/verzorgingstehuis. In de hospice zijn vier wooneenheden voorzien. Dit leidt ertoe dat volgens de normen van het CROW 2,8 parkeerplaatsen aanwezig dienen te zijn. Nu het plan voorziet in drie zelfstandige parkeerplaatsen en daarnaast nog twee parkeerplaatsen in de garage en op de oprit beschikbaar zullen zijn, stelt de raad zich op het standpunt dat het plan in voldoende mate voorziet in de toekomstige parkeerbehoefte. De raad acht de vrees van [appellant] dat ernstige belemmeringen zullen ontstaan voor zijn in- en uitrit derhalve ongegrond.
2.4. Aan de gronden van de voorziene hospice is de bestemming "Dienstverlening (DV)" toegekend.
Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de planregels zijn deze gronden bestemd voor een zorg- en welzijnsinstelling, zijnde een hospicevoorziening, met de daarbij behorende bijgebouwen, bouwwerken en open terreinen, waaronder parkeerplaatsen.
2.5. De gronden waarop [appellant] werkzaamheden aan auto's verricht grenzen aan het perceel waarop de hospice is voorzien. Aan de gronden van [appellant] is in het vigerende bestemmingsplan "Middenbeemster 1983" de bestemming "Winkelhuizen (DWH)" toegekend.
Ingevolge artikel 18, eerste lid, van de voorschriften van dat plan zijn de gronden op dit perceel bestemd voor winkelhuizen met de daarbij behorende bouwwerken, waaronder bedrijfswoningen, en open terreinen, waaronder opslag-, los-, laad- en parkeerplaatsen. De loods van [appellant] wordt planologisch gezien als een bijgebouw ten dienste van het oorspronkelijke winkelhuis op het perceel [locatie 2].
Blijkens de ter zitting overlegde brief van 21 april 2000 van het college van burgemeester en wethouders gericht aan [appellant], is aan [appellant] een vrijstelling verleend van de algemene gebruiksbepaling om ter plaatse in hobbymatig verband auto's te poetsen.
2.6. Uit het bovenstaande volgt dat het gebruik van de gronden van [appellant] voor autopoetswerkzaamheden slechts hobbymatig is toegestaan en dat het bestemmingsplan "Middenbeemster 1983" voor die gronden niet voorziet in de mogelijkheid om ter plaatse bedrijfsmatig autoherstelwerkzaamheden uit te voeren. Voorts heeft de raad ter zitting onweersproken gesteld dat uit controles blijkt dat [appellant] ook feitelijk slechts hobbymatig auto's poetst. De raad heeft derhalve terecht de in de brochure "Bedrijven en milieuzonering" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten aanbevolen afstand tussen milieugevoelige bestemmingen en een autoherstelbedrijf niet toegepast.
Ten aanzien van de volgens [appellant] onjuiste beantwoording van zijn zienswijze overweegt de Afdeling dat de raad hiermee heeft aangegeven dat op het perceel waar het pand [locatie 1] zich bevindt, te weten [locatie 2], gewoond wordt. Omdat [appellant] voor zijn loods een uitrit op de openbare weg heeft, was het gemeentebestuur op grond van de wet Basisregistraties voor adressen en gebouwen verplicht aan die loods een afzonderlijk adres toe te kennen. Dit betekent echter niet dat de loods in planologisch opzicht niet meer tot het perceel [locatie 2] moet worden gerekend. Gelet hierop bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat de raad de zienswijze van [appellant] onzorgvuldig beantwoord zou hebben.
Ten aanzien van de door [appellant] gevreesde parkeeroverlast overweegt de Afdeling dat blijkens de plantoelichting de hospice ruimte biedt voor een viertal wooneenheden. Nu de gemeente Beemster aangemerkt kan worden als 'weinig stedelijk' is per wooneenheid 0,5-0,7 parkeerplaats nodig volgens de CROW-normen. Voor het onderhavige plan leidt dit tot een parkeerbehoefte van maximaal 2,8 - feitelijk 3 - parkeerplaatsen. Binnen de bestemming "Dienstverlening (DV)" is het mogelijk parkeerplaatsen te realiseren. In de plantoelichting staat dat voor de bewoners en bezoekers van de hospice drie parkeerplaatsen zijn voorzien langs de straatzijde. Daarnaast zijn in de garage en op de oprijlaan nog twee parkeerplaatsen voorzien. Op grond van de bij besluit van 16 juni 2010 verleende bouwvergunning voor de hospice kunnen deze parkeerplaatsen gerealiseerd worden. [appellant] heeft niet bestreden dat de berekende parkeerbehoefte onjuist is noch dat de parkeervoorzieningen niet zullen worden gerealiseerd, Zijn betoog omtrent de gemeende belemmering bij zijn in- en uitrijden faalt derhalve.
2.7. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Het beroep is ongegrond.
2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. Z. Huszar, ambtenaar van staat.
w.g. Van Sloten w.g. Huszar
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 29 september 2010
533-667.