ECLI:NL:RVS:2010:BN8544

Raad van State

Datum uitspraak
21 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201004783/2/H1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen bouwvergunning voor opvanghuis ex-gedetineerden

Op 22 april 2008 verleende het college van burgemeester en wethouders van Alkmaar vrijstelling en een bouwvergunning aan Stichting Woonwaard Noord-Kennemerland voor de transformatie van een jeugdcentrum aan de Herenweg 158 te Alkmaar naar een opvanghuis voor ex-gedetineerden. Dit besluit werd door [verzoekers] aangevochten, wat leidde tot een ongegrondverklaring van hun beroep door de rechtbank Alkmaar op 8 april 2010. In reactie hierop hebben [verzoekers] op 14 mei 2010 hoger beroep ingesteld en op 26 augustus 2010 verzocht om een voorlopige voorziening, die op 9 september 2010 ter zitting werd behandeld.

Tijdens de zitting waren [verzoeker A], bijgestaan door mr. O.H. Minjon, en het college van burgemeester en wethouders van Alkmaar, vertegenwoordigd door mr. M. Blom, aanwezig. Ook Woonwaard en Stichting Exodus Alkmaar waren vertegenwoordigd. De voorzitter, J.E.M. Polak, oordeelde dat het verzoek om een voorlopige voorziening niet op voorhand gegrond was. De voorzitter merkte op dat de rechtbank in eerste aanleg het besluit had getoetst en dat er geen aanleiding was om aan te nemen dat de eerdere uitspraak in de bodemprocedure niet in stand zou blijven.

De voorzitter concludeerde dat de belangenafweging tussen de omwonenden en de opvang van ex-gedetineerden door Exodus rechtens standhield. De voorzitter wees het verzoek om een voorlopige voorziening af, met de overweging dat de ruimtelijke implicaties van het bouwplan gering waren en dat er geen aanwijzingen waren dat de omwonenden onvoldoende in de gelegenheid waren gesteld om hun bezwaren kenbaar te maken. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 21 september 2010.

Uitspraak

201004783/2/H1.
Datum uitspraak: 21 september 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
[verzoekers], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 8 april 2010 in zaken nrs. 09/319, 09/344 en 09/345 in het geding tussen onder meer:
[verzoekers]
en
het college van burgemeester en wethouders van Alkmaar.
1. Procesverloop
Bij besluit van 22 april 2008 heeft het college aan Stichting Woonwaard Noord-Kennemerland (hierna: Woonwaard) vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het veranderen van een jeugdcentrum in een opvanghuis voor ex-gedetineerden aan de Herenweg 158 te Alkmaar.
Bij besluit van 10 december 2008 heeft het college het door [verzoekers] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 8 april 2010, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door [verzoekers] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben [verzoekers] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 14 mei 2010, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 14 juni 2010.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 26 augustus 2010, hebben [verzoekers] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 9 september 2010, waar [verzoeker A], bijgestaan door mr. O.H. Minjon, advocaat te Opmeer, en het college van burgemeester en wethouders van Alkmaar, vertegenwoordigd door mr. M. Blom, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Voorts zijn ter zitting Woonwaard, vertegenwoordigd door R.E. Vos, en Stichting Exodus Alkmaar, vertegenwoordigd door [directeur] als partij gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Woonwaard heeft te kennen gegeven op korte termijn van de verleende bouwvergunning gebruik te willen maken. Het verzoek van [verzoekers] strekt ertoe in afwachting van de uitspraak in de bodemprocedure een onomkeerbare situatie te voorkomen.
2.3. Besluiten zijn in het algemeen uitvoerbaar, ook als daartegen een rechtsmiddel is aangewend. Dit geldt temeer, indien, zoals in dit geval, de rechter in eerste aanleg het besluit heeft getoetst en het daartegen ingestelde beroep, voor zover thans van belang, ongegrond heeft geoordeeld.
2.4. In hetgeen [verzoekers] aanvoeren ziet de voorzitter niet op voorhand grond gelegen om het oordeel van de rechtbank dat de door het college verrichte afweging tussen de belangen van de omwonenden bij een veilige woonomgeving en die van Exodus bij verplaatsing van de huidige opvang rechtens stand houdt, onjuist te achten. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat ter zitting door het college en Exodus is betoogd dat de ervaringen met vestiging van Exodus-opvanghuizen elders in het land positief zijn en dat met betrekking tot de huidige vestigingen in Alkmaar-Noord de door [verzoekers] gevreesde veiligheidsproblemen zich nimmer hebben voorgedaan. [verzoekers] hebben dit niet weersproken. Voorts wordt in aanmerking genomen dat de ruimtelijke implicaties van het bouwplan naar voorlopig oordeel gering zijn. Dat de aanvraag en de publicatie van het besluit van 22 april 2008 ten onrechte alleen ex-gedetineerden hebben vermeld als doelgroep, terwijl ook gedetineerden zullen worden gehuisvest, zoals uit het bestreden besluit blijkt, leidt naar het oordeel van de voorzitter niet op voorhand tot de conclusie dat omwonenden onvoldoende in de gelegenheid zijn geweest hun opmerkingen met betrekking tot het bouwplan kenbaar te maken en dat het besluit op bezwaar rechtens geen stand zal houden. Ook als daarover anders moet worden geoordeeld, is niet aannemelijk dat het bouwplan planologisch niet inpasbaar zal blijken.
In hetgeen [verzoekers] naar voren hebben gebracht, is, gelet op het vorenstaande, geen aanleiding te vinden voor het oordeel dat op voorhand moet worden aangenomen dat de aangevallen uitspraak in de bodemprocedure niet in stand zal blijven, althans dat uiteindelijk zal blijken dat voor het bouwplan op de locatie aan de Herenweg 158 geen vrijstelling en bouwvergunning mochten worden verleend.
2.5. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. A.M.L. Hanrath, ambtenaar van staat.
w.g. Polak w.g. Hanrath
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 21 september 2010
392.