ECLI:NL:RVS:2010:BN7904

Raad van State

Datum uitspraak
14 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201006853/2/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake bestemmingsplan Wilgenoord te Beuningen

Op 18 mei 2010 heeft de raad van de gemeente Beuningen het bestemmingsplan "Wilgenoord" vastgesteld. Tegen dit besluit hebben verzoekers, wonend te Beuningen, op 15 juli 2010 beroep ingesteld bij de Raad van State en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak heeft het verzoek op 31 augustus 2010 ter zitting behandeld. Verzoekers zijn vertegenwoordigd door mr. S.J.M. Jaasma, advocaat te Amsterdam, terwijl de raad werd vertegenwoordigd door mr. C.D.A. Bos, advocaat te Nijmegen, en ing. J.G. van Setten, werkzaam bij de gemeente.

De voorzitter heeft overwogen dat het bestemmingsplan de bouw van maximaal vijftien woningen mogelijk maakt, waarvan enkele op gronden waar nu woonwagens staan. Verzoekers zijn van mening dat het plan hen dwingt hun woonwagens te verlaten zonder een gelijkwaardig alternatief. Ze stellen dat het plan niet is gebaseerd op een adequate ruimtelijke visie en enkel bedoeld is om de standplaatsen op te heffen zonder compensatie. Daarnaast zijn ze van mening dat de voorziene uitweg op de Trajanussingel onveilig is en dat er te veel groen wordt opgeofferd zonder dat dit leidt tot meer woonruimte.

De voorzitter heeft geconcludeerd dat er op dit moment geen spoedeisend belang is dat het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigt. Het verzoek is afgewezen, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De beslissing is openbaar uitgesproken op 14 september 2010.

Uitspraak

201006853/2/R2.
Datum uitspraak: 14 september 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker] en anderen, allen wonend te [woonplaats],
en
de raad van de gemeente Beuningen,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 18 mei 2010 heeft de raad het bestemmingsplan "Wilgenoord" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [verzoeker] en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 15 juli 2010, beroep ingesteld.
Bij deze brief hebben [verzoeker] en anderen de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 31 augustus 2010, waar [verzoeker] en anderen, vertegenwoordigd door mr. S.J.M. Jaasma, advocaat te Amsterdam, en de raad, vertegenwoordigd door mr. C.D.A. Bos, advocaat te Nijmegen, en door ing. J.G. van Setten, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het plan maakt de bouw mogelijk van maximaal vijftien woningen aan het Wilgenoord in Beuningen, waarvan een aantal op gronden waar nu nog woonwagens staan. Verder voorziet het plan in de aanleg van een uitweg vanaf het Wilgenoord op de Trajanussingel.
2.3. [verzoeker] en anderen kunnen zich niet met het plan verenigen. Volgens hen worden zij door het plan gedwongen de door hen bewoonde woonwagens te verlaten zonder dat daarvoor een gelijkwaardig alternatief wordt geboden. Naar hun mening is het plan niet gebaseerd op een adequate ruimtelijke visie, maar is het alleen bedoeld om de standplaatsen te kunnen opheffen zonder dat daarvoor compensatie hoeft te worden geboden. Verder is volgens hen de in het plan voorziene uitweg op de Trajanussingel onveilig, omdat de situatie ter plaatse onoverzichtelijk is en op de Trajanussingel regelmatig te hard wordt gereden. Ten slotte wordt naar hun mening te veel groen opgeofferd, terwijl het plan niet leidt tot meer woonruimte. Met het verzoek beogen zij onomkeerbare gevolgen van inwerkingtreding van het plan te voorkomen.
2.4. Op grond van het in het plan opgenomen overgangsrecht mag legaal gebruik van grond en bouwwerken dat plaatsvond ten tijde van het plan en daarmee in strijd is worden voortgezet. Bouwwerken die afwijken van het plan mogen, mits de afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd, dan wel, na het tenietgaan als gevolg van een calamiteit, geheel worden vernieuwd. Dit betekent dat de nu aanwezige woonwagens, voor zover legaal, op grond van het overgangsrecht gedurende de planperiode kunnen blijven staan en als zodanig kunnen worden gebruikt. Tegen bebouwing die zonder vergunning is opgericht en tegen illegaal gebruik kan ook op grond van het nu geldende plan al worden opgetreden. Verder is ter zitting van de zijde van de raad toegezegd dat ook met betrekking tot de bouw van woningen op het nu nog braakliggende gedeelte van het terrein en met betrekking tot de aanleg van de uitweg op de Trajanussingel geen onomkeerbare activiteiten zullen worden ondernomen voordat de Afdeling uitspraak zal hebben gedaan in de bodemzaak.
Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van de voorzitter op dit moment geen sprake van een spoedeisend belang dat het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigt, zodat het verzoek moet worden afgewezen.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. R.J. Hoekstra, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. T.A. Oudenaarden, ambtenaar van staat.
w.g. Hoekstra w.g. Oudenaarden
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 14 september 2010
568.