ECLI:NL:RVS:2010:BN7048

Raad van State

Datum uitspraak
9 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201008569/4/H2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake kapvergunning Julianastraat te Hardenberg

Op 9 september 2010 vond een openbare zitting plaats bij de Raad van State, waar de voorzitter, Staatsraad mr. C.H.M. van Altena, het verzoek om een voorlopige voorziening behandelde. Dit verzoek was ingediend door een groep verzoekers, wonend in de gemeente Hardenberg, tegen het college van burgemeester en wethouders van Hardenberg. Het verzoek had betrekking op de kapvergunning voor vijf lindebomen in de Julianastraat, die door de gemeente was verleend. De verzoekers waren van mening dat er nieuwe feiten of veranderde omstandigheden waren die schorsing van de kapvergunning rechtvaardigden, vooral gezien de eerdere uitspraak van de voorzieningenrechter op 1 september 2010, waarbij een voorlopige voorziening was opgeheven.

De voorzitter overwoog echter dat de verzoekers geen nieuwe argumenten hadden aangedragen die de schorsing van de kapvergunning konden rechtvaardigen. De voorzitter benadrukte dat de gemeente een spoedeisend belang had bij het kappen van de bomen, gezien de planning voor de herinrichting van de Julianastraat en de afspraken met nutsbedrijven en aannemers. Ondanks dat de feitelijke werkzaamheden pas in februari 2011 zouden beginnen, was het noodzakelijk om de kap op korte termijn uit te voeren.

De voorzitter concludeerde dat er geen aanleiding was om aan te nemen dat de eerdere uitspraak in de bodemprocedure niet in stand zou blijven, en dat de kapvergunning rechtmatig was verleend. Daarom werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Tevens werd er geen proceskostenveroordeling opgelegd, aangezien er geen aanleiding voor was.

Uitspraak

201008569/4/H2.
Datum uitspraak: 9 september 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
[verzoekers], allen wonend te [woonplaats], gemeente Hardenberg,
verzoekers,
tegen de uitspraak van voorzieningenrechter van de rechtbank Zwolle- Lelystad van 1 september 2010 in zaak nrs. 10/1129 en 10/1130 in het geding tussen:
[verzoekers]
en
het college van burgemeester en wethouders van Hardenberg.
Procesverloop
Openbare zitting gehouden op 9 september 2010 om 11.30 uur.
Tegenwoordig:
Staatsraad mr. C.H.M. van Altena voorzitter (vz.)
ambtenaar van staat: mr. J. Wieland
Verschenen:
[verzoeker], in persoon;
Het college, vertegenwoordigd door A.M. Zwiers en T. Westhuis, beiden werkzaam bij de gemeente Hardenberg.
Het hoger beroep richt zich tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van 1 september 2010, verzonden op dezelfde dag. [verzoekers] hebben de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter
wijst het verzoek af.
Daartoe overweegt de voorzitter het volgende.
[verzoekers] hebben ten opzichte van de uitspraak van de voorzitter van 6 september 2010, waarbij de op 1 september 2010 op verzoek van [verzoekers] getroffen voorlopige voorziening is opgeheven, geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden aangevoerd die schorsing van de kapvergunning zouden rechtvaardigen. De voorzitter blijft van oordeel dat, gelet op de voor de herinrichting van de Julianastraat gemaakte planning en de in dat kader met nutsbedrijven en aannemers gemaakte afspraken over de uitvoering van de voorbereidende- en reconstructiewerkzaamheden, voldoende aannemelijk is dat de gemeente spoedeisend belang heeft bij het op korte termijn kappen van de resterende vijf lindebomen in de Julianastraat. Daaraan doet niet af dat de feitelijke reconstructiewerkzaamheden in dat deel van de Julianastraat zijn gepland in februari 2011. Verder blijft de voorzitter van oordeel dat hetgeen door [verzoekers] is aangevoerd - mede gelet op het van toepassing zijnde toetsingskader en de daarin aan het college toegekende discretionaire ruimte - geen aanleiding geeft om op voorhand aan te nemen dat de aangevallen uitspraak in de bodemprocedure niet in stand zal blijven, althans dat uiteindelijk zal blijken dat de kapvergunning niet had mogen worden verleend.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
w.g. Van Altena w.g. Wieland
Voorzitter ambtenaar van staat
502.