ECLI:NL:RVS:2010:BN7024
Raad van State
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- J.H. van Kreveld
- P. Plambeck
- Rechtspraak.nl
Vergunning voor grondwateronttrekking door Vitens N.V. en de ontvankelijkheid van het beroep
Op 10 december 2009 verleende het dagelijks bestuur van het waterschap Groot Salland aan Vitens N.V. een vergunning voor het onttrekken van grondwater op percelen in de gemeente Diepenveen, zoals vastgelegd in de Grondwaterwet. Dit besluit werd op 21 december 2009 ter inzage gelegd. Een appellant, wonend op ongeveer 12 kilometer afstand van de locatie, stelde beroep in tegen dit besluit op 3 februari 2010, waarbij hij betoogde dat hij belanghebbende was vanwege mogelijke negatieve effecten van de grondwateronttrekking op zijn eigendommen in de omgeving van Heeten.
Tijdens de zitting op 16 augustus 2010 werd het dagelijks bestuur vertegenwoordigd door W. Kooijman, F. de Graaf en R.P. Witte, terwijl Vitens N.V. werd vertegenwoordigd door M. van Vlerken, E.N.M. Westhuis-Brouwer en D. Sluiter. Het dagelijks bestuur voerde aan dat de appellant geen belanghebbende was, omdat zijn woonplaats te ver van de onttrekking lag en er geen direct belang bij het besluit was aangetoond. De appellant stelde echter dat de onttrekking gevolgen kon hebben voor de waterkwaliteit in zijn omgeving.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat het beroep van de appellant niet-ontvankelijk was. De Afdeling concludeerde dat de onttrekking niet als diep onttrekking voor drinkwatervoorziening werd uitgevoerd, maar als tijdelijke onttrekking voor herinrichting van het drinkwaterproductiestation. Gezien het beperkte invloedsgebied van de onttrekking, dat ongeveer 650 meter besloeg, was het niet aannemelijk dat de appellant gevolgen zou ondervinden van het besluit. De Afdeling verklaarde het beroep niet-ontvankelijk en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.