200909940/1/H1.
Datum uitspraak: 15 september 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Pantheon B.V., thans Woonmanagement B.V. (hierna: Woonmanagement), gevestigd te Maastricht,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 18 november 2009 in zaak nr. 08/1944 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Maastricht.
Bij besluit van 13 juni 2008 heeft het college aan Woonmanagement vrijstelling en bouwvergunning geweigerd voor het veranderen van een woning op het perceel aan de Orleansstraat 51 te Maastricht (hierna: het perceel), door deze te splitsen in zes woonstudio's.
Bij besluit van 7 oktober 2008 heeft het college het door Woonmanagement daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 18 november 2009, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door Woonmanagement daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft Woonmanagement bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 21 december 2009, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 19 januari 2010.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 augustus 2010, waar Woonmanagement, vertegenwoordigd door haar [directeur], en J.H.L.M. van den Berg-Geraerds, en het college, vertegenwoordigd door mr. N. Emre, L.F.H.M. Laumen en R.J.F.J.M. Webers, allen werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2.1. Het bouwplan heeft betrekking op het verbouwen van de woning op het perceel tot zes zelfstandige woonstudio's.
2.2. Het betoog van Woonmanagement dat de rechtbank heeft miskend dat het college de bouwaanvraag had moeten splitsen in bouwvergunningplichtige en bouwvergunningvrije werkzaamheden, is een herhaling van hetgeen zij daaromtrent in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank heeft deze beroepsgrond in de aangevallen uitspraak gemotiveerd beoordeeld en daarin geen aanleiding gevonden voor gegrondverklaring van het beroep. Woonmanagement heeft niet uiteengezet waarom de desbetreffende overwegingen van de rechtbank onjuist zijn. In het hoger beroep is derhalve in zoverre geen grond gelegen voor vernietiging van de aangevallen uitspraak.
2.3. Woonmanagement betoogt verder dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het bouwplan in strijd is met het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Maastricht-West en Maastricht-West herziening 1995, deelplan Brusselse Poort". Woonmanagement voert daartoe aan dat er in de planvoorschriften ten aanzien van de op het perceel rustende bestemming geen verbod is opgenomen om grondgebonden woningen te veranderen in gestapelde woningen.
2.3.1. Ingevolge het bestemmingsplan rust op het perceel de bestemming "Woondoeleinden".
Ingevolge artikel 6, aanhef en eerste lid, eerste liggende streepje, van de planvoorschriften, voor zover hier van belang, zijn de als zodanig aangewezen gronden bestemd voor woondoeleinden waarbij de op de plankaart A aangegeven matrix in het linkervak het type bebouwing voor de aaneengesloten gronden als volgt aangeeft:
3 = mengvorm van grondgebonden en gestapeld.
Ingevolge het derde lid, onder a, mogen op de tot woondoeleinden bestemde gronden uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken worden opgericht die in overeenstemming zijn met het bepaalde in dit artikel;
Ingevolge artikel 6, vierde lid, onder A, aanhef en eerste liggende streepje, zijn burgemeester en wethouders bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 1 voor wat betreft het cijfer in het linkervak van de matrix en wel zodanig dat 1 (grondgebonden) en 3 (voor zover het betreft grondgebonden) per woning mogen worden vervangen door minimaal twee gestapelde woningen indien de inhoud per woning niet minder dan 150 m³ bedraagt, er geen onevenredig nadelige gevolgen voor het woonmilieu ter plaatse ontstaan of kunnen ontstaan, de ruimtelijke kwaliteit wordt gehandhaafd en de parkeerbalans in de directe woonomgeving niet onevenredig wordt of kan worden beïnvloed.
2.3.2. Ingevolge artikel 6, aanhef en eerste lid, eerste liggende streepje, van de planvoorschriften, gelezen in samenhang met de van het bestemmingsplan deeluitmakende plankaart A, is op het perceel een mengvorm van grondgebonden en gestapelde woningen toegestaan. De planvoorschriften sluiten derhalve ten aanzien van de op het perceel rustende bestemming niet uit om grondgebonden woningen te veranderen in gestapelde woningen als voorzien in het bouwplan. De in artikel 6, vierde lid, onder A, aanhef en eerste liggende streepje, van de planvoorschriften neergelegde vrijstellingsbevoegdheid leidt niet tot een ander oordeel, nu die bevoegdheid niet kan afdoen aan de aanspraak die aan artikel 6, aanhef en eerste lid, eerste liggende streepje, van de planvoorschriften kan worden ontleend. Gelet daarop is het bouwplan niet in strijd met het bestemmingsplan. De rechtbank heeft dat niet onderkend.
Ingevolge artikel 46, eerste lid, gelezen in samenhang met het vierde lid, van de Woningwet, zoals die wet luidde ten tijde hier van belang (hierna: de Woningwet), volgt uit het vorenstaande dat voor de aanvraag om bouwvergunning op 10 maart 2008 van rechtswege bouwvergunning is verleend, nu de aanvraag om bouwvergunning bij het college is ingediend op 17 december 2007 en het college niet voor 10 maart 2008 een beslissing omtrent die bouwaanvraag heeft genomen.
2.4. Gelet hierop behoeft de hoger beroepsgrond dat de rechtbank heeft miskend dat het college heeft gehandeld in strijd met het vertrouwensbeginsel geen bespreking meer.
2.5. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep tegen het besluit van 7 oktober 2008 van het college alsnog gegrond verklaren. Dat besluit komt wegens strijd met artikel 46, eerste lid, gelezen in samenhang met het vierde lid, van de Woningwet voor vernietiging in aanmerking. De Afdeling zal op na te melden wijze in de zaak voorzien en bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit.
2.6. Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 18 november 2009 in zaak nr. 08/1944;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;
IV. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Maastricht van 7 oktober 2008, kenmerk SEB 07-1186B;
V. verklaart dat de gevraagde bouwvergunning van rechtswege is verleend;
VI. bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
VII. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Maastricht tot vergoeding van de bij Pantheon B.V., thans Woonmanagement B.V. in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.129,05 (zegge: elfhonderdnegenentwintig euro en vijf cent), waarvan € 1.081,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VIII. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Maastricht aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Pantheon B.V., thans Woonmanagement B.V. het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 735,00 (zegge: zevenhonderdvijfendertig euro) voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. C.W. Mouton, voorzitter, en mr. S.F.M. Wortmann en mr. C.J.M. Schuyt, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. van Heusden, ambtenaar van Staat.
w.g. Mouton w.g. Van Heusden
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 15 september 2010