201002228/1/H3.
Datum uitspraak: 15 september 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 25 januari 2010 in zaak nr. 09/1119 in het geding tussen:
de raad van de gemeente Echt-Susteren.
Bij besluit van 6 november 2008 heeft de raad voor zover hier van belang gedeeltes van de Houtweg, de Heiweg, de Kleine Heiweg, de Heidestraat en de Echterweg overeenkomstig de bij het besluit behorende en gewaarmerkte situatietekening "Bedrijventerrein St. Joost" van 30 augustus 2007 onttrokken aan het openbaar verkeer.
Bij besluit van 28 mei 2009 heeft de raad het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 25 januari 2010, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 5 maart 2010, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 1 april 2010.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellante] heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 augustus 2010, waar [appellante] in persoon, en de raad, vertegenwoordigd door mr. M.P.P. van Venrooij en mr. J. Botjes, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Buiten bezwaren van partijen zijn ter zitting nog stukken in het geding gebracht.
2.1. Ingevolge artikel 9, eerste lid, van de Wegenwet, gelezen in samenhang met artikel 8, kan een weg welke niet door het Rijk, een provincie of een waterschap dan wel onder toezicht van een waterschap wordt onderhouden, bij een besluit van de raad van de gemeente waarin de weg is gelegen, aan het openbaar verkeer worden onttrokken.
2.2. In het besluit op bezwaar van 28 mei 2009 heeft de raad overwogen dat hij in redelijkheid een groter gewicht heeft kunnen toekennen aan het algemeen belang bij onttrekking van de Heiweg aan het openbaar verkeer, dan aan het belang van [appellante] bij het voortbestaan van de openbaarheid van de Heiweg. Hierbij heeft de raad in aanmerking genomen dat de Heiweg aan het openbaar verkeer is onttrokken in verband met de aanleg van het bedrijventerrein "De Berk II". Het bestemmingsplan "bedrijventerrein De Berk II" is vastgesteld en ter goedkeuring voorgelegd aan gedeputeerde staten van de provincie Limburg. Verder is een verkavelingsplan met infrastructuur van wegen opgesteld waarin een aantal bestaande wegen in het gebied hun functie van agrarische ontsluiting verliezen. De raad heeft verder toegezegd dat de Heiweg niet eerder zal worden ontmanteld dan nadat de gemeente de percelen van [appellante] in eigendom heeft verworven, dan wel nadat een andere toegangsweg naar haar [perceel 1] is gerealiseerd via de Pascalweg.
2.3. [appellante] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de belangenafweging niet zodanig onevenwichtig is dat moet worden geoordeeld dat de raad in redelijkheid niet tot onttrekking van de Heiweg aan het openbaar verkeer heeft kunnen overgaan. Met het ontrekken van de Heiweg aan het openbaar verkeer, is het [perceel 1] niet ontsloten. Anders dan de rechtbank heeft overwogen kan [perceel 1] niet worden ontsloten vanaf de Pascalweg, over het [perceel 2]. De percelen [perceel 2] en [perceel 1] vormen in de praktijk namelijk niet één geheel. Er is volgens [appellante] geen doorgang mogelijk via de Pascalweg over [perceel 2] naar [perceel 1], omdat op [perceel 2] greppels zijn gegraven en bomen aanwezig zijn. Verder heeft zij het gebruiksrecht van [perceel 1] thans aan een derde verleend. De Heiweg dient pas te worden ontmanteld, nadat haar percelen in eigendom zijn verworven door de gemeente, aldus [appellante].
2.3.1. Zoals de Afdeling meerdere keren heeft overwogen (bijvoorbeeld de uitspraak van 30 mei 2007 in zaak nr.
200608465/1), is de in artikel 9, eerste lid, van de Wegenwet neergelegde bevoegdheid van discretionaire aard. Aan het bevoegd gezag komt daarbij een ruime mate van beleidsvrijheid toe. De rechter dient de aanwending daarvan te beoordelen aan de hand van de maatstaf of sprake is geweest van strijd met wettelijke voorschriften dan wel van zodanige onevenwichtigheid bij de afweging van de betrokken belangen, dat niet in redelijkheid tot onttrekking kon worden overgaan.
2.3.2. De rechtbank is terecht en op goede gronden tot het oordeel gekomen dat geen zodanige onevenwichtigheid in de afweging van de betrokken belangen bestaat dat moet worden geoordeeld dat de raad in redelijkheid niet heeft kunnen besluiten tot onttrekking van de Heiweg aan het openbaar verkeer in het belang van de realisatie van het bedrijventerrein "De Berk II". De rechtbank heeft hierbij terecht overwogen dat de raad in aanmerking heeft mogen nemen dat [perceel 1] ontsloten kan worden via de Pascalweg, over het [perceel 2] dat eveneens in eigendom is bij [appellante]. [appellante] heeft in dit verband niet aannemelijk gemaakt dat zij haar [perceel 1] niet op deze wijze zou kunnen bereiken. Zoals de rechtbank heeft overwogen kunnen de belemmerende factoren, zoals bomen en greppels, worden verwijderd. Met de stelling dat [perceel 1], naar ter zitting is gebleken, wordt geploegd door de eigenaar van een naburig perceel, heeft [appellante] evenmin aannemelijk gemaakt dat dit perceel niet ontsloten kan worden via de Pascalweg. Verder heeft de raad, zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, toegezegd dat de Heiweg niet eerder zal worden ontmanteld dan nadat de gemeente de percelen van [appellante] in eigendom heeft verworven, dan wel nadat een andere toegangsweg voor [appellante] is gerealiseerd via de Pascalweg. Onder deze omstandigheden heeft de rechtbank terecht overwogen dat de raad in redelijkheid het algemeen belang van de realisatie van bedrijventerrein "De Berk II" zwaarder heeft kunnen laten wegen dan het belang van [appellante] bij het voortbestaan van openbaarheid van de Heiweg.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.J. den Broeder, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Altena w.g. Den Broeder
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 15 september 2010