ECLI:NL:RVS:2010:BN5943
Raad van State
- Hoger beroep
- M.G.J. Parkins-de Vin
- D. van Leeuwen
- H.H.C. Visser
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in hoger beroep inzake uitzetting van vreemdelingen naar Griekenland
In deze zaak heeft de Raad van State op 31 augustus 2010 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een hoger beroep van vreemdelingen tegen de afwijzing van hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel. De vreemdelingen waren op 25 augustus 2010 in bewaring gesteld op basis van artikel 59 van de Vreemdelingenwet 2000, omdat de noodzakelijke documenten voor hun terugkeer beschikbaar waren of binnen korte termijn beschikbaar zouden komen. De minister van Justitie had hen op 2 september 2010 willen overdragen aan de autoriteiten van Griekenland, waarbij hij zich beriep op het interstatelijk vertrouwensbeginsel, dat inhoudt dat men ervan kan uitgaan dat Griekenland zijn verdragsverplichtingen zal nakomen. De voorzitter van de Raad van State oordeelde dat de beoordeling van de grief van de vreemdelingen nader onderzoek vereiste, wat in deze procedure niet mogelijk was. Gezien het spoedeisende belang, zoals bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht, werd besloten om de vreemdelingen niet uit te zetten totdat op het hoger beroep was beslist. Tevens werd de minister veroordeeld tot het betalen van proceskosten aan de vreemdelingen, ter hoogte van € 437,00, voor rechtsbijstand verleend door een derde. De uitspraak benadrukt de noodzaak van zorgvuldige afweging van belangen in asielzaken en de toepassing van het interstatelijk vertrouwensbeginsel.