ECLI:NL:RVS:2010:BN5937
Raad van State
- Hoger beroep
- M.G.J. Parkins de Vin
- D. van Leeuwen
- Rechtspraak.nl
Uitzetting van vreemdeling naar Italië en voorlopige voorziening
In deze zaak heeft de Raad van State op 31 augustus 2010 uitspraak gedaan over een verzoek van een vreemdeling om een voorlopige voorziening te treffen, zodat hij niet naar Italië zou worden uitgezet totdat op zijn hoger beroep was beslist. De vreemdeling had eerder een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend, welke door de staatssecretaris van Justitie was afgewezen. De rechtbank had het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard. De vreemdeling stelde dat er geen vertrouwen meer kon worden gesteld in de Italiaanse autoriteiten, gezien de omstandigheden waaronder asielaanvragen daar worden behandeld en het gebrek aan opvangvoorzieningen. Hij verwees naar recente interim measures van de President van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) die betrekking hadden op overdrachten aan Italië.
De minister van Justitie stelde echter dat de President van het EHRM verzoeken om interim measures afwijst en dat de vreemdeling zijn klachten over de omstandigheden in Italië daar moest indienen. De voorzitter van de Raad van State oordeelde dat er geen aanleiding was om aan te nemen dat de eerdere uitspraak in hoger beroep zou worden vernietigd en dat er geen grond was voor het treffen van de gevraagde voorlopige voorziening. De voorzitter wees het verzoek af en veroordeelde de minister tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 437,00 werden vastgesteld, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand.