201000468/1/H3.
Datum uitspraak: 1 september 2010.
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 2 december 2009 in zaak nr. 09/2188 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag.
Bij besluit van 13 november 2008 heeft het college een aanvraag van 24 juli 2008 tot het wijzigen van de geboortedatum van [appellant] in de gemeentelijke basisadministratie (hierna: de gba) afgewezen.
Bij besluit van 11 februari 2009 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 2 december 2009, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 13 januari 2010, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 juli 2010, waar [appellant], bijgestaan door mr. P.R.L.V.M. Kruik, advocaat te Den Haag, is verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 4:6 eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) is, indien na een geheel of gedeeltelijk afwijzende beschikking een nieuwe aanvraag wordt gedaan, de aanvrager gehouden nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden te vermelden.
Ingevolge het tweede lid kan, wanneer geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden worden vermeld, het bestuursorgaan zonder toepassing te geven aan artikel 4:5 de aanvraag afwijzen onder verwijzing naar zijn eerdere afwijzende beschikking.
2.2. De vader van [appellant] heeft op of omstreeks 7 december 2000 bij het college een aanvraag ingediend om wijziging van de in de gba vermelde geboortedatum van zijn zoon, [appellant], 25 mei 1990, omdat deze onjuist zou zijn. Volgens de vader is [appellant] 25 mei 1987 geboren. Bij besluit van 5 maart 2001 heeft het college deze aanvraag afgewezen, omdat de vader van [appellant] geen overtuigend bewijs had geleverd op grond waarvan de geboortedatum van [appellant] gewijzigd zou moeten worden. Tegen dit besluit is geen bezwaar gemaakt.
Op 1 oktober 2002 heeft de vader van [appellant] opnieuw verzocht om wijziging van de geboortedatum van zijn zoon in de gba. Het college heeft dat verzoek bij besluit van 21 oktober 2002 afgewezen, omdat niet was gebleken van nieuwe feiten of veranderde omstandigheden als bedoeld in artikel 4:6 van de Awb. Tegen dit besluit is eveneens geen bezwaar gemaakt.
Op 24 juli 2008 is opnieuw verzocht om wijziging van de geboortedatum van [appellant]. Het college heeft ook dit verzoek, onder verwijzing naar de besluiten van 5 maart 2001 en 21 oktober 2002, afgewezen met toepassing van artikel 4:6, tweede lid, van de Awb.
2.3. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat hij wel nieuw gebleken feiten en veranderde omstandigheden heeft aangevoerd. Als nieuw feit vermeldt hij in de eerste plaats dat hij thans meerderjarig is en zijn eigen belangen kan en wenst te behartigen. Daarnaast wijst hij op een door T. van den Meersche uitgevoerd interuniversitair promotieonderzoek van juni 2005, waaruit volgens hem kan worden afgeleid dat hij met een incorrect geboortejaar in de gba staat ingeschreven.
2.3.1. Zoals eerder is overwogen, onder meer in de uitspraak van de Afdeling van 6 maart 2008 in zaak nr.
200706839/1kan, indien na een eerder afwijzend besluit een besluit van gelijke strekking wordt genomen, door het instellen van beroep tegen het laatste besluit niet worden bereikt dat de bestuursrechter dat besluit toetst, als ware het een eerste afwijzing. Slechts indien en voor zover in de bestuurlijke fase nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn aangevoerd, dan wel uit het aldus aangevoerde kan worden afgeleid dat zich een relevante wijziging van het recht heeft voorgedaan, kunnen dat besluit, de motivering ervan en de wijze waarop het tot stand is gekomen door de bestuursrechter worden getoetst.
2.3.2. Onder nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden moeten worden begrepen feiten of omstandigheden die na het eerdere besluit zijn voorgevallen of die niet vóór dat besluit konden en derhalve behoorden te worden aangevoerd, alsmede bewijsstukken van reeds eerder gestelde feiten of omstandigheden die niet vóór het nemen van het eerdere besluit konden en derhalve behoorden te worden overgelegd. Is hieraan voldaan, dan is niettemin geen sprake van feiten of omstandigheden die een hernieuwde rechterlijke toetsing rechtvaardigen, indien op voorhand is uitgesloten dat hetgeen alsnog is aangevoerd of overgelegd aan het eerdere besluit kan afdoen.
2.3.3. De Afdeling is met de rechtbank van oordeel dat de in geding zijnde aanvraag als een herhaalde aanvraag in de zin van artikel 4:6 van de Awb moet worden aangemerkt. De meerderjarigheid van [appellant] doet er niet aan af dat het gaat om een aanvraag die gelijk is aan de eerdere aanvragen waarop het college op dezelfde rechtsgrondslag een afwijzende beschikking heeft genomen.
Derhalve komt het besluit van 11 februari 2009 slechts voor toetsing door de rechter in aanmerking, voor zover nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn aangevoerd. De stelling van [appellant] dat zijn meerderjarigheid als nieuw gebleken feit of veranderde omstandigheid kan worden aangemerkt, treft geen doel. Het al dan niet meerderjarig zijn van betrokkene is immers niet van betekenis bij het nemen van een besluit als hier aan de orde.
2.3.4. Het rapport van T. van den Meersche heeft [appellant] aan de rechtbank noch aan de Afdeling overgelegd. Uit hetgeen [appellant] in bezwaar en beroep omtrent dit rapport heeft opgemerkt kan niet worden afgeleid dat dit nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden behelst als hiervoor onder 2.3.2. bedoeld. Voor zover uit dit rapport al zou kunnen worden afgeleid dat [appellant] met een onjuist geboortejaar is ingeschreven in de gba, staat daarmee nog niet vast welk geboortejaar het juiste is. Aangezien het college pas na vaststelling van het juiste geboortejaar tot wijziging van het geboortejaar in de gba kan overgaan, is uitgesloten dat het rapport aan de eerdere besluiten kan afdoen.
2.3.5. Nu in hetgeen is aangevoerd geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn gelegen en zich evenmin een relevante wijziging van het recht heeft voorgedaan, was er, zoals volgt uit hetgeen hiervoor onder 2.3.1. is overwogen, geen plaats voor rechterlijke toetsing van het besluit van 11 februari 2009. De stellingen van [appellant] dat een deugdelijke motivering van dat besluit ontbreekt, dat de besluitvorming niet zorgvuldig is geweest en dat geen afweging van belangen heeft plaatsgevonden, heeft de rechtbank daarom terecht niet in de beoordeling betrokken.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. M. Vlasblom, voorzitter, en mr. T.M.A. Claessens en mr. C.J. Borman, leden, in tegenwoordigheid van mr. P. Klein, ambtenaar van Staat.
w.g. Vlasblom w.g. Klein
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 1 september 2010.