ECLI:NL:RVS:2010:BN5710

Raad van State

Datum uitspraak
27 augustus 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201004331/2/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen bestemmingsplan A.M.A. van Langeraadweg 8a-10 te Giessenburg

Op 8 maart 2010 heeft de raad van de gemeente Giessenlanden het bestemmingsplan "A.M.A. van Langeraadweg 8a-10" vastgesteld. Tegen dit besluit hebben [verzoeker] en de vereniging Stop de verloedering van het Groene Hart op 3 mei 2010 beroep ingesteld bij de Raad van State. Tevens hebben zij verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak heeft het verzoek op 17 augustus 2010 ter zitting behandeld, waar zowel [verzoeker] als de vereniging, vertegenwoordigd door [verzoeker], alsook de raad, vertegenwoordigd door mr. E.A. Schep, aanwezig waren. Ook [belanghebbende] was vertegenwoordigd door [gemachtigden].

De voorzitter heeft overwogen dat het verzoek om voorlopige voorziening een voorlopig karakter heeft en niet bindend is voor de bodemprocedure. De raad betoogde dat het verzoek niet-ontvankelijk is, omdat [verzoeker] geen rechtstreeks betrokken belang heeft en de vereniging niet voldoet aan de eisen voor een informele vereniging. De voorzitter heeft echter aangenomen dat [verzoeker] belanghebbende is, omdat hij enig zicht heeft op het plangebied.

Het bestemmingsplan voorziet in de realisatie van twee woningen, een zorgboerderij, een installatiebedrijf en een schapenweide op gronden die momenteel agrarisch zijn. De voorzitter heeft vastgesteld dat er een spoedeisend belang aanwezig is, omdat het verzoek gericht is op het voorkomen van onomkeerbare gevolgen van het plan. De voorzitter heeft geen grond gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit in de bodemprocedure niet stand zal houden en heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen.

De beslissing werd uitgesproken op 27 augustus 2010 door de voorzitter, mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, in tegenwoordigheid van E.J. Nolles, ambtenaar van Staat.

Uitspraak

201004331/2/R1.
Datum uitspraak: 27 augustus 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker] en de vereniging Stop de verloedering van het Groene Hart, wonend respectievelijk gevestigd te [plaats],
en
de raad van de gemeente Giessenlanden,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 8 maart 2010 heeft de raad het bestemmingsplan "A.M.A. van Langeraadweg 8a-10" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [verzoeker] en de vereniging bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 3 mei 2010, beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 3 mei 2010, hebben [verzoeker] en de vereniging de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
[verzoeker] en de vereniging hebben een nader stuk ingediend.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 17 augustus 2010, waar [verzoeker] en de vereniging, in de persoon van respectievelijk vertegenwoordigd door [verzoeker], en de raad, vertegenwoordigd door mr. E.A. Schep, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is als partij gehoord [belanghebbende], vertegenwoordigd door [gemachtigden].
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Ter zitting is door de Stichting Groene Hart te Woerden aangegeven dat zij het beroep van [verzoeker] en de vereniging ondersteunt, maar dat zij niet heeft beoogd beroep in te stellen.
2.3. De raad heeft ter zitting betoogd dat het verzoek van [verzoeker] en de vereniging dient te worden afgewezen nu het beroep niet-ontvankelijk is, omdat [verzoeker] geen rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken belang heeft en de vereniging niet voldoet aan de eisen die worden gesteld aan een informele vereniging. De raad heeft erop gewezen dat de woning van [verzoeker] zich op een afstand van ongeveer 1500 meter van het plangebied bevindt en dat hij vanuit die woning nauwelijks zicht heeft op het plangebied vanwege beplanting in de directe omgeving. De vereniging heeft naar de mening van de raad onder andere onvoldoende aangegeven welke feitelijke werkzaamheden zij verricht buiten het voeren van een procedure tegen de komst van een tankstation.
2.3.1. Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
Ingevolge het derde lid worden ten aanzien van rechtspersonen als hun belangen beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen.
2.3.2. De voorzitter acht het niet uitgesloten dat de Afdeling in de bodemprocedure het beroep van [verzoeker] en de vereniging niet-ontvankelijk zal achten, nu ernstige twijfel bestaat aan de belanghebbendheid van [verzoeker] en de vereniging bij het plan. Desondanks gaat de voorzitter er voor de behandeling van dit verzoek vanuit dat [verzoeker] belanghebbende is als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb, omdat ter zitting niet is weersproken dat [verzoeker] vanaf zijn perceel enig zicht heeft op het plangebied.
2.4. Het plan voorziet in de realisatie van twee woningen, een zorgboerderij, een installatiebedrijf en een schapenweide ter plaatse van de gronden aan de A.M.A. van Langeraadweg 8a-10 te Giessenburg waarop thans agrarische bebouwing staat.
2.5. Ter zitting is van de zijde van [belanghebbende] medegedeeld dat de bouwaanvragen voor de twee woningen, de zorgboerderij en de bedrijfsbebouwing op korte termijn zullen worden ingediend. Nu het verzoek betrekking heeft op de vaststelling van het plan en beoogt onomkeerbare gevolgen van inwerkingtreding van het plan te voorkomen, acht de voorzitter een spoedeisend belang aanwezig.
2.6. [verzoeker] en de vereniging voeren aan dat de raad de provinciale Ruimte voor Ruimte regeling had moeten toepassen en dat het plan hiermee in strijd is, omdat deze regeling de vestiging van een industrieel bedrijf ter plaatse niet toestaat. Ook voeren zij aan dat een industriehal landschappelijk niet kan worden ingepast.
2.6.1. Ter zitting is vast komen te staan dat het plan in overeenstemming is met de gemeentelijke "Structuurvisie Giessenlanden Buitengewoon" die op 18 december 2008 is vastgesteld door de raad (hierna: de structuurvisie). Uit de structuurvisie volgt dat wordt toegestaan dat in voormalige agrarische bedrijfsgebouwen aan ruilverkavelingslinten andere bedrijfsactiviteiten worden uitgeoefend dan agrarische activiteiten, maar dat een netto toename van bebouwing niet wenselijk is. De transparantie van het lint door de doorzichten naar het open landschap dient zoveel mogelijk te worden behouden, maar de mogelijkheid voor het toevoegen van huishoudens door splitsing van boerderijen blijft wel open staan. In hetgeen [verzoeker] en de vereniging hebben aangevoerd ziet de voorzitter geen grond voor het oordeel dat de raad dit gemeentelijk beleid niet had mogen toepassen of daarvan had moeten afwijken.
In dit verband is van belang dat de raad onder de gelding van de Wet ruimtelijke ordening niet gebonden is aan het provinciale ruimtelijke beleid zoals dat is opgenomen in een structuurvisie of in een ander beleidsdocument. Wel dient de raad daarmee rekening te houden, hetgeen betekent dat dit beleid in de belangafweging dient te worden betrokken. De raad heeft ter zitting toegelicht dat hij het gemeentelijke beleid en niet de provinciale Ruimte voor Ruimte regeling heeft toegepast, omdat die regeling ter vervanging van de sloop van voormalige agrarische bedrijfsbebouwing enkel de bouw van enkele woningen toestaat. De raad wil ter plaatse echter de bouw van twee reeds inpandig aanwezige woningen toestaan, een zorgboerderij realiseren vanwege de sociale meerwaarde van dit initiatief en voorts enige bedrijfsbebouwing in een lichte bedrijfscategorie waarvoor op een bedrijfsterrein geen perceel beschikbaar is of op korte termijn zal komen, maar waaraan wel behoefte is. Met deze motivering heeft de raad er blijk van gegeven dat hij het provinciaal beleid bij de belangenafweging heeft betrokken. Voorts is niet bestreden het standpunt van de raad dat het voorheen geldende plan reeds de vestiging ter plaatse van lichte bedrijfsactiviteiten in de bestaande bedrijfsbebouwing toeliet en dat uitvoering van dit plan zal leiden tot een forse vermindering van de bedrijfsbebouwing op het perceel van ongeveer 600 m².
Bovendien is ter zitting van de zijde van de raad en Hak Installatieservice B.V. medegedeeld dat inmiddels een beplantingsplan is ingediend dat zal worden uitgevoerd nadat het door het gemeentebestuur is goedgekeurd. Derhalve bestaat, anders dan [verzoeker] en de vereniging stellen, geen grond voor de verwachting dat niet zal kunnen worden voorzien in een goede landschappelijke inpassing van dit plandeel.
2.7. In hetgeen [verzoeker] en de vereniging hebben aangevoerd, ziet de voorzitter dan ook geen aanknopingspunten voor het oordeel dat het bestreden besluit in de bodemprocedure geen stand zal kunnen houden.
2.8. Gezien het voorgaande ziet de voorzitter aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van E.J. Nolles, ambtenaar van Staat.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Nolles
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 27 augustus 2010
291-634.