201001466/1/H2.
Datum uitspraak: 1 september 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 13 januari 2010 in zaak nr. 09/3332 in het geding tussen:
de commissie Sociale Zekerheid van de gemeente Breda.
Bij besluit van 19 februari 2009 heeft de commissie, voor zover thans van belang, de aan [appellant] verstrekte tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang gewijzigd.
Bij besluit van 16 juni 2009 heeft de commissie, voor zover thans van belang, het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 13 januari 2010, verzonden op 25 januari 2010, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 10 februari 2010, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 1 maart 2010.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 augustus 2010, waar [appellant], in persoon en bijgestaan door mr. D.M.F. Snelder, advocaat te Breda, is verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 5, eerste lid, van de Wet kinderopvang (hierna: de Wko), zoals deze bepaling luidde ten tijde van belang en voor zover thans van belang, heeft een ouder aanspraak op een tegemoetkoming in de door hem of zijn partner te betalen kosten van kinderopvang jegens de gemeente indien het betreft kinderopvang in een geregistreerd kindercentrum.
Ingevolge artikel 25 stelt de gemeenteraad bij verordening regels vast omtrent de tegemoetkoming van de gemeente. Deze regels hebben betrekking op de verlening, de voorschotverlening en de vaststelling van de tegemoetkoming.
Ingevolge artikel 3.5, eerste lid, van de Verordening uitvoering Wet kinderopvang gemeente Breda verstrekt het college van burgemeester en wethouders van Breda de tegemoetkoming voor het aantal uren kinderopvang per kind dat door de ouder is aangevraagd.
Ingevolge het tweede lid, verstrekt het college, in afwijking van het eerste lid, bij een ouder als bedoeld in artikel 24, eerste lid, onderdeel a, of tweede lid, onderdeel a, van de wet, de tegemoetkoming voor het aantal uren kinderopvang dat naar zijn oordeel redelijkerwijs noodzakelijk is voor de combinatie van arbeid en zorg.
2.2. Bij besluit van 19 februari 2009, zoals gehandhaafd bij het besluit op bezwaar van 16 juni 2009, heeft de commissie de maandelijkse tegemoetkoming voor [appellant] in de kosten van kinderopvang op grond van de Wko gewijzigd in die zin, dat per 1 mei 2009 de omvang van de opvang wordt vastgesteld op 45,5 uren in plaats van 227,5 uren per maand. De tegemoetkoming bedraagt dan € 102,23 per maand. Het aantal van 227,5 uren was gebaseerd op de deelname van [appellant] aan een werkervaringstraject, waarvoor hij fulltime beschikbaar diende te zijn. Dit aantal uren is volgens de commissie niet meer van toepassing, aangezien [appellant] met het behalen van een heftruckcertificaat dat werkervaringstraject heeft afgesloten en reeds in de gelegenheid is gesteld om met een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang te solliciteren. Het aantal van 45,5 uren is gebaseerd op de deelname van [appellant] aan een taaltraject bij Taalvakwerk, dat twee dagdelen per week beslaat. Nadien is de omvang van de opvang enkele malen gewijzigd. Het geschil heeft daardoor alleen betrekking op het aantal uren kinderopvang in de maand mei 2009.
2.3. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de commissie in redelijkheid de tegemoetkoming in de kosten kinderopvang over de maand mei 2009 heeft kunnen wijzigen naar 45,5 uren en dat de commissie genoegzaam heeft gemotiveerd dat hij redelijkerwijs niet meer dan 45,5 uren nodig had voor de combinatie van arbeid en zorg. Hij voert daartoe aan dat de rechtbank heeft miskend dat de commissie ten onrechte voorbij is gegaan aan de rapportage van de vakdirectie Sociale Zaken, afdeling bijzondere regelingen, van de gemeente Breda van 2 april 2009. Daarin is vermeld dat bij het besluit van 19 februari 2009 ten onrechte geen rekening is gehouden met de tijd die [appellant] nodig heeft voor sollicitaties.
[appellant] betoogt voorts dat de rechtbank ten onrechte onvoldoende rekening heeft gehouden met de omstandigheid dat hij in verband met het volgen van een nieuw traject bij Radar Niemand Buitenspel vanaf 1 mei 2009 voltijds beschikbaar moest zijn.
2.3.1. De rechtbank heeft terecht en op goede gronden overwogen dat de commissie bij het besluit op bezwaar genoegzaam heeft gemotiveerd dat [appellant] redelijkerwijs niet meer dan 45,5 uren nodig had voor de combinatie van arbeid en zorg. Met die motivering is duidelijk geworden waarom de commissie is afgeweken van de rapportage van de vakdirectie. De commissie heeft daarbij betrokken hetgeen [appellant] over zijn sollicitatieactiviteiten heeft aangevoerd, maar zij heeft daaraan een ander gewicht toegekend en dit ook in redelijkheid kunnen doen op de grond dat [appellant] al voldoende in de gelegenheid was gesteld om met een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang te solliciteren. Daargelaten dat [appellant] eerst in hoger beroep heeft aangevoerd dat hij in verband met het volgen van een nieuw traject vanaf 1 mei 2009 voltijds beschikbaar moest zijn, kan dit niet leiden tot vernietiging van de aangevallen uitspraak nu hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij al vanaf die datum in verband daarmee meer uren kinderopvang heeft gehad.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.H.L. Dallinga, ambtenaar van Staat.
w.g. Bijloos w.g. Dallinga
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 1 september 2010