201000091/1/V1.
Datum uitspraak: 18 augustus 2010
Raad van State
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's Gravenhage, nevenzittingsplaats Roermond, van 9 december 2009 in zaak nr. 09/16121 in het geding tussen:
het Centraal Orgaan opvang asielzoekers.
Bij besluit van 8 april 2009 heeft het COa, onder afwijzing van een verzoek van de vreemdeling om vergoeding van kosten voor een contra-expertise taalanalyse derde fase tot een bedrag van € 975,80 (inclusief BTW), vergoeding van de kosten toegekend tot een bedrag van maximaal € 300,00 (exclusief BTW). Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 9 december 2009, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 4 januari 2010, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Het COa heeft een verweerschrift ingediend.
De vreemdeling en het COa hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 juni 2010, waar de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. C.G. Matze, advocaat te Breda, en het COa, vertegenwoordigd door mr. E.E. van der Kamp, advocaat te Den Haag, zijn verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers (hierna: de Wet COa) is het COa onder meer belast met de materiële en immateriële opvang van asielzoekers.
Ingevolge het tweede lid kan de minister van Justitie (hierna: de minister) het COa taken als bedoeld in het eerste lid opdragen met betrekking tot andere categorieën vreemdelingen.
Ingevolge artikel 12 kan de minister regels stellen met betrekking tot verstrekkingen aan asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen als bedoeld in artikel 3, tweede lid.
De Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 (hierna: de Rva 2005), zoals deze ten tijde van belang luidde, strekt ter uitvoering van artikel 12 van de Wet COa.
In artikel 3 van de Rva 2005 is bepaald aan welke categorieën asielzoekers of daarmee gelijk te stellen categorieën vreemdelingen door het COa opvang wordt geboden.
Ingevolge artikel 9, eerste lid, aanhef en onder g, omvat de opvang in een opvangvoorziening in elk geval betaling van buitengewone kosten.
Ingevolge artikel 17, eerste lid, kan een asielzoeker een vergoeding ontvangen voor buitengewone kosten, als bedoeld in artikel 9, eerste lid, aanhef en onder g, die hij heeft gemaakt.
Ingevolge het tweede lid zijn buitengewone kosten noodzakelijke kosten die vanwege hun aard of hoogte in redelijkheid niet geacht kunnen worden door de asielzoeker zelf te worden betaald.
In de toelichting op artikel 17, eerste en tweede lid, van de Rva 2005 (Stcrt. 2005, 24, p. 15) is, voor zover thans van belang, het volgende vermeld:
"Het gaat om kosten waarvan in redelijkheid geoordeeld kan worden dat zij noodzakelijk zijn. Het orgaan zal deze kosten in alle redelijkheid als buitengewoon moeten kunnen aanmerken. Voorwaarde hierbij is dat de kosten in enige mate (direct of indirect) gerelateerd zijn aan het verblijf in de voorziening of aan de (medische en mentale) situatie van betrokkene. Dat betekent dat het mogelijk is dat ook kosten vergoed kunnen worden die niet opgehangen zijn aan, of verbonden zijn met de asielprocedure."
2.2. Het COa heeft ter zitting toegelicht dat het tot 1 maart 2009 alle gevraagde vergoedingen die verband hielden met contra-expertises op het terrein van taalanalyses toekende, ongeacht de precieze werkzaamheden en de hoogte van het bedrag. De sterke stijging van de kosten per verrichte contra-expertise en het sterk stijgende aantal verzoeken om vergoeding daarvan zijn voor het COa echter aanleiding geweest om te bezien welke kosten voor het laten verrichten van een contra expertise werkelijk - noodzakelijk zijn. Ook de hoogte van het te vergoeden bedrag heeft het COa daarbij in ogenschouw genomen. Het COa heeft zich daartoe wat betreft de aard en omvang van de noodzakelijke werkzaamheden, het daaraan verbonden tijdsbeslag en de kosten ervan tot het Bureau Land en Taal (hierna: het BLT) en De Taalstudio gewend. Tevens heeft het COa zich laten leiden door gegevens die - via het BLT - door taaldeskundigen in Zwitserland en Scandinavische landen zijn verschaft. Dit heeft geresulteerd in een aanscherping van de vaste gedragslijn, die het COa heeft neergelegd in de Handleiding Vergoeding Buitengewone Kosten van 1 maart 2009 (hierna: de Handleiding). Het COa heeft het besluit van 8 april 2009 met toepassing daarvan genomen.
2.3. In de grieven 1 en 2 klaagt de vreemdeling dat de rechtbank ten onrechte zijn beroep op het vertrouwensbeginsel niet heeft gevolgd door, ondanks het eerdere inwilligende besluit van 23 september 2008, te overwegen dat de Handleiding van toepassing is. De vreemdeling betoogt dat de rechtbank, door aldus te overwegen, niet heeft onderkend dat uit het vertrouwensbeginsel voortvloeit dat het COa het in 2006 ingezette traject voor de contra-expertise taalanalyse afrondt zonder dat het COa hem de vanaf 1 maart 2009 ingevoerde aanscherping tegenwerpt.
2.3.1. In het besluit van 23 september 2008 heeft het COa een verzoek van de vreemdeling van 15 april 2008 gehonoreerd en "de contra expertise door De Taalstudio" als noodzakelijk aangemerkt; vervolgens heeft het COa de vreemdeling verzocht om een gespecificeerde factuur in te dienen. In voormeld besluit kan geen stilzwijgende, laat staan uitdrukkelijke, toestemming worden gelezen om een weerwoord op een reactie van het BLT op de contra-expertise te laten uitbrengen en dus evenmin een toezegging dat het COa het daarmee gemoeide bedrag volledig zal vergoeden. Hierbij is van belang dat de door De Taalstudio als derde fase van een contra expertise taalanalyse getypeerde fase een afzonderlijke fase betreft waarvan niet op voorhand vast staat dat deze niet kan worden gemist. Het vertrouwensbeginsel staat er dan ook niet aan in de weg dat het COa op het aan de orde zijnde verzoek van de vreemdeling van 2 maart 2009 de Handleiding heeft toegepast ter beoordeling in hoeverre de kosten voor een contra expertise taalanalyse derde fase noodzakelijk zijn als bedoeld in artikel 17, tweede lid, van de Rva 2005. Daaraan doet niet af, zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, dat het COa de vergoeding van de eerste en tweede fase naar de vóór 1 maart 2009 geldende uitgangspunten heeft beoordeeld. Voor het oordeel dat het COa, zoals de vreemdeling betoogt, de aanscherping van de vergoedingsregels ten onrechte zonder overgangsregeling heeft ingevoerd, bestaat rechtens geen grond.
De grieven falen.
2.4. In grief 3 klaagt de vreemdeling dat, samengevat weergegeven, de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat zijn recht op 'equality of arms' niet is geschonden. Daartoe betoogt de vreemdeling dat de rechtbank niet heeft onderkend dat hem door de maximering van het te vergoeden bedrag voor de derde fase van de contra expertise taalanalyse tot € 300,00 (exclusief BTW) de kans wordt ontnomen een deskundig weerwoord op de reactie van het BLT op de contra-expertise te laten uitbrengen.
2.4.1. De vreemdeling betoogt tevergeefs dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de handelwijze van het COa afbreuk doet aan het door de vreemdeling ingeroepen beginsel van 'equality of arms'. Dit beginsel ziet niet op de bestuurlijke besluitvorming. Bovendien heeft de staatssecretaris van Justitie in de asielprocedure aan de vreemdeling de mogelijkheid geboden om een contra expertise over te leggen naar aanleiding van de vanwege de staatssecretaris ten behoeve van de vreemdeling uitgebrachte taalanalyse.
Het COa heeft een stelsel in het leven geroepen dat wat betreft de kosten voor de derde fase van de contra expertise taalanalyse voorziet in een vergoeding tot een bedrag van maximaal € 300,00 (exclusief BTW). De vreemdeling heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij voor dat bedrag geen deskundig weerwoord op de reactie van het BLT op de contra expertise kan laten opstellen. De vreemdeling is derhalve, nadat het COa eerder zijn verzoek om vergoeding van kosten voor een contra-expertise taalanalyse eerste en tweede fase heeft ingewilligd, wat betreft de derde fase bij het besluit van 8 april 2009 op adequate wijze in staat gesteld om een deskundig weerwoord op de reactie van het BLT op het rapport contra expertise te laten opstellen.
De grief faalt.
2.5. Hetgeen de vreemdeling voor het overige in het hoger-beroepschrift heeft aangevoerd en aan artikel 85, eerste en tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 voldoet, kan niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Omdat het aldus aangevoerde geen vragen opwerpt die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, wordt, gelet op artikel 91, tweede lid, van deze wet, met dat oordeel volstaan.
2.6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, voorzitter, en mr. B. van Wagtendonk en mr. M.A.A. Mondt Schouten, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.W. Groeneweg, ambtenaar van Staat.
w.g. Lubberdink
voorzitter
w.g. Groeneweg
ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 18 augustus 2010
32-587.
Verzonden: 18 augustus 2010
Voor eensluidend afschrift,
de secretaris van de Raad van State,