In deze zaak gaat het om de vergunning die op 1 december 2009 door het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer is verleend aan het hoogheemraadschap van Rijnland voor het oprichten en in werking hebben van een afvalwaterzuiveringsinstallatie op het perceel Spieringweg 1201 te Zwaanshoek. Dit besluit werd op 4 december 2009 ter inzage gelegd. De appellant, wonend in de nabijheid, heeft op 14 januari 2010 beroep ingesteld tegen dit besluit. De zaak werd behandeld op 5 juli 2010, waarbij de appellant in persoon verscheen, terwijl het college werd vertegenwoordigd door T.H. van Donge. Ook het hoogheemraadschap was aanwezig, vertegenwoordigd door mr. drs. E.W. ten Heuw en M.G. Revallier.
De appellant betoogde dat zijn woning ten onrechte als bedrijfswoning bij de inrichting was aangemerkt, waardoor deze niet was betrokken bij de beoordeling van de te duchten hinder. Hij stelde dat zijn woning op een ander perceelnummer ligt en dat deze van de inrichting is afgescheiden door een hek. Het college daarentegen verdedigde dat de woning terecht als bedrijfswoning was aangemerkt, omdat deze binnen de grenzen van de inrichting ligt en de appellant tot mei 2009 bij de inrichting werkzaam was.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat de woning van de appellant, gezien zijn betrokkenheid bij de inrichting en de verhuur door het hoogheemraadschap, terecht buiten beschouwing was gelaten bij de beoordeling van de milieugevolgen. Het beroep van de appellant werd ongegrond verklaard, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin op 25 augustus 2010.