ECLI:NL:RVS:2010:BN4257

Raad van State

Datum uitspraak
18 augustus 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201002522/1/M2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.W.L. Simons-Vinckx
  • G.K. Klap
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuurlijke handhaving en geluidsoverlast door hondenpension

In deze zaak heeft het college van burgemeester en wethouders van Kaag en Braassem op 2 november 2009 een verzoek van [appellant] om toepassing van bestuurlijke handhavingsmiddelen met betrekking tot een hondenpension afgewezen. Dit besluit werd door [appellant] bestreden, waarna het college op 19 februari 2010 het bezwaar ongegrond verklaarde. [Appellant] heeft hiertegen beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij hij zijn gronden heeft aangevuld. Tijdens de zitting op 22 juli 2010 zijn zowel [appellant], vertegenwoordigd door mr. R.C. Luttikhuizen, als het college, vertegenwoordigd door J.H.P. van Noppen en ing. G.J. Distelbrink, verschenen.

[Appellant] stelde dat er overlast was van blaffende honden en dat de geluidnormen uit de milieuvergunning voor het hondenpension werden overschreden. Het college daarentegen stelde dat de geluidmetingen aantoonden dat het hondenpension voldeed aan de vergunningseisen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde echter dat de geluidmetingen van het college alleen betrekking hadden op maximale geluidsniveaus en dat niet was gecontroleerd of aan de geluidnormen voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau werd voldaan. Dit leidde tot de conclusie dat het besluit van het college in strijd was met de zorgvuldigheidseisen van de Algemene wet bestuursrecht.

Het beroep van [appellant] werd gegrond verklaard, en het besluit van 19 februari 2010 werd vernietigd. Het college werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van [appellant] en moest het griffierecht terugbetalen. De uitspraak werd openbaar gedaan op 18 augustus 2010.

Uitspraak

201002522/1/M2.
Datum uitspraak: 18 augustus 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant] wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Kaag en Braassem,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 2 november 2009 heeft het college een verzoek van [appellant] om toepassing van bestuurlijke handhavingsmiddelen met betrekking tot het [hondenpension] op het perceel [locatie] te [plaats] afgewezen.
Bij besluit van 19 februari 2010, verzonden op 23 februari 2010, heeft het college het door [appellant] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 12 maart 2010, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 18 maart 2010.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 juli 2010, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. R.C. Luttikhuizen, advocaat te 's-Gravenhage, en het college, vertegenwoordigd door J.H.P. van Noppen en ing. G.J. Distelbrink, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. [appellant] voert aan dat uit metingen blijkt dat er overlast is van blaffende honden en dat de geluidnormen uit de voor het hondenpension geldende milieuvergunning worden overschreden. Naar zijn mening heeft het college het bezwaar daarom ten onrechte ongegrond verklaard.
2.1.1. Het college stelt dat uit geluidmetingen blijkt dat het hondenpension aan de in de vergunning neergelegde geluidnormering voldoet. Er bestaat volgens het college daarom geen reden om bestuurlijke handhavingsmiddelen toe te passen.
2.1.2. De Afdeling overweegt dat de door het college uitgevoerde geluidmetingen alleen betrekking hebben op de maximale geluidsniveaus en dat niet gecontroleerd is of aan de geluidnormen voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau wordt voldaan. In tegenstelling tot wat het college stelt is uit de metingen noch anderszins gebleken dat aan de in de vergunningvoorschriften opgenomen geluidnormen wordt voldaan. Uit het vorenstaande volgt dat het bestreden besluit is voorbereid in strijd met de ingevolge artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht vereiste zorgvuldigheid.
2.2. Het beroep is gegrond. Het besluit van 19 februari 2010 dient te worden vernietigd.
2.3. Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Kaag en Braassem van 19 februari 2010, kenmerk 10.02487;
III. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Kaag en Braassem tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 874,00 (zegge: achthonderdvierenzeventig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
IV. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Kaag en Braassem aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 150,00 (zegge: honderdvijftig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. M.W.L. Simons-Vinckx, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van drs. G.K. Klap, ambtenaar van Staat.
w.g. Simons-Vinckx w.g. Klap
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 18 augustus 2010
315.