201000195/1/H2.
Datum uitspraak: 11 augustus 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 11 november 2009 in zaken nrs. 08/6090 en 09/513 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Breda.
Bij besluit van 1 juni 2007 heeft het college aan Woningbouwvereniging Laurentius te Breda vergunning (hierna: de kapvergunning) verleend voor het vellen van 38 bomen, een houtwal en een haag in de Bisonstraat te Breda
Bij besluit van 16 december 2008 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar, onder aanvulling van de motivering en aanpassing van de plicht tot herplant, opnieuw ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 11 november 2009, verzonden op 18 november 2009, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 29 december 2009, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 juli 2010, waar [appellant] in persoon en het college, vertegenwoordigd door drs. C.T.M. van Slingerland, zijn verschenen. Voorts is ter zitting Woningbouwvereniging Laurentius, vertegenwoordigd door mr. M. van Geilswijk, advocaat te Rotterdam, bijgestaan door J.G. Ekers en H.Visser, verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 2, eerste lid, onder a, van de Bomenverordening Breda 2001, zoals deze luidde ten tijde van belang, is het verboden zonder vergunning van het college een houtopstand te vellen of te doen vellen.
Ingevolge artikel 5, eerste lid, kan het college de vergunning weigeren dan wel onder voorschriften verlenen in het belang van onder meer:
a. natuur- en milieuwaarden;
b. landschappelijke/stedenbouwkundige waarden;
c. cultuurhistorische waarden;
d. waarden van stads- en dorpsschoon;
e. waarde voor recreatie en/of leefbaarheid;
g. beeldbepalende waarden;
Ingevolge artikel 9, eerste lid, kunnen aan een vergunning zoals bedoeld in artikel 2, eerste lid, in het belang van de bescherming en behoud van houtopstanden voorschriften worden verbonden.
Ingevolge het tweede lid, aanhef en onder b, kan tot deze voorschriften behoren het voorschrift dat binnen een bepaalde termijn en overeenkomstig de door het college te geven aanwijzingen moet worden herplant.
2.2. Het college heeft de kapvergunning verleend om de bouw van een appartementencomplex en de aanleg van parkeerplaatsen aan de noord- en oostzijde van de Bisonstraat mogelijk te maken. Bij het besluit van 16 december 2008 heeft het college een aangepaste plicht tot herplant aan de kapvergunning verbonden, inhoudende dat, binnen 24 maanden na het in rechte onaantastbaar worden van de kapvergunning, 3 bomen naar vrije keuze, kwekerijmaat 20-25, 1e en 2e categorie, op het binnenterrein en 15 bomen van de soort Crapinus Betulus 'Frans Fontaine' met takvrije stam, kwekerijmaat 30-35, 2e categorie, aan de noordzijde van het geplande appartementencomplex, op de plaats van de te vellen essen met de nummers 1 tot en met 11, moeten worden geplant.
2.3. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het college de bouw en aanleg van parkeerplaatsen laat prevaleren boven het behoud van de bomen, temeer omdat met de realisatie van het complex tegemoet wordt gekomen aan het maatschappelijk belang van voldoende aanbod van betaalbare woningen in Breda. Hij voert aan dat het college zich nooit op het standpunt heeft gesteld dat het aan het belang van betaalbare woningen in Breda een groter gewicht heeft toegekend dan aan het behoud van de bomen in de Bisonstraat. Volgens [appellant] heeft het college een dergelijke belangenafweging niet gemaakt en heeft de rechtbank het belang van voldoende aanbod van betaalbare woningen ten onrechte zelf bij de behandeling van het hoger beroep betrokken.
2.3.1. Het betoog faalt omdat het feitelijke grondslag mist. Op pagina 2 van het besluit van het college van 16 december 2008 is immers onder het kopje 'Inzake advies groentechnisch medewerker op 21 oktober 2008', onder b, vermeld:
"Wij prevaleren de bouw en aanleg van parkeerplaatsen boven het behoud van de bomen met de nummers 29 t/m 37, 41 en 45. Te meer omdat met de realisatie van het complex tegemoet wordt gekomen aan een maatschappelijk belang van voldoende aanbod van (betaalbare) woningen in de Gemeente Breda."
2.4. [appellant] betoogt voorts dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het college met een e-mail van een gemeentelijk groentechnisch medewerker van 11 november 2008 voldoende heeft toegelicht dat de herplant van struiken of een haag aan de zijde van de woning van [appellant] niet tot de mogelijkheden behoort. Hij voert aan dat die e-mail geen volledige studie naar de mogelijkheden van herplant in de Bisonstraat bevat. Hij betoogt verder dat de rechtbank voorbij is gegaan aan zijn beroepsgrond, dat aantasting van de leefbaarheid in de Bisonstraat door het verlies van groen niet wordt gecompenseerd door bomen te herplanten in de Antiloopstraat en op een binnenplaats waarop de bewoners van de westzijde van de Bisonstraat geen zicht hebben.
2.4.1. Ook deze betogen falen. De rechtbank is, anders dan [appellant] stelt, op pagina 5 van de aangevallen uitspraak in het tweede tekstblok ingegaan op de door [appellant] in beroep aangevoerde belangen van de bewoners van de Bisonstraat, wat betreft de locatie voor de herplant van bomen. Verder wordt in aanmerking genomen, dat in de e-mail onder meer is toegelicht dat het trottoir 225 cm breed is en dat voor een normale doorgang minimaal een breedte van 180 cm is vereist, zodat ter plaatse 45 cm beschikbaar zou zijn voor een boomvak of plantvak, terwijl daarvoor minimaal een ruimte van 1 meter breed is vereist. In de e-mail is tevens toegelicht dat het planten van bomen in de Bisonstraat op een andere locatie dan in de ruimte van het trottoir betekent dat een gedeelte van de rijweg daaraan moet worden opgeofferd, wat hoge kosten met zich zou brengen. De rechtbank heeft met juistheid overwogen dat in de e-mail aldus de resultaten zijn weergeven van een onderzoek naar de mogelijkheden nieuwe bomen of struiken te planten in de Bisonstraat en dat het college met de e-mail voldoende heeft gemotiveerd waarom het van herplant in de Bisonstraat heeft afgezien. De Bomenverordening vereist ook niet dat bomen worden herplant in dezelfde straat waar bomen zijn geveld.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, voorzitter, en mr. A.W.M. Bijloos en mr. C.H.M. van Altena, leden, in tegenwoordigheid van mr. H. Oranje, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump w.g. Oranje
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 11 augustus 2010