ECLI:NL:RVS:2010:BN3728

Raad van State

Datum uitspraak
11 augustus 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201001147/1/H2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag slooppremie op grond van de Subsidieregeling Oude Schicht

In deze zaak gaat het om de afwijzing van een aanvraag voor een slooppremie door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. De aanvraag werd ingediend door [appellante] op basis van de Subsidieregeling Oude Schicht voor een voertuig met kenteken […]. Het college heeft de aanvraag op 30 maart 2009 afgewezen, omdat [appellante] niet voldeed aan de voorwaarden van de subsidieregeling. De aanvraag moest namelijk worden ingediend voordat de auto gesloopt werd, en [appellante] had de auto al laten slopen voordat zij de aanvraag indiende.

Na de afwijzing heeft [appellante] bezwaar gemaakt, maar dit werd op 18 juni 2009 ongegrond verklaard. Vervolgens heeft zij beroep ingesteld bij de rechtbank 's-Gravenhage, die op 6 januari 2010 de uitspraak van het college bevestigde. Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, die de zaak op 4 augustus 2010 ter zitting heeft behandeld.

De Raad van State overwoog dat [appellante] niet aan de voorwaarden van de subsidieregeling voldeed, aangezien de auto al gesloopt was voordat de aanvraag was ingediend. [appellante] betoogde dat zij niet op de hoogte was van deze voorwaarde en dat zij had vertrouwd op een toezegging van een medewerker van de gemeente. De Raad van State oordeelde echter dat de medewerker niet bevoegd was om dergelijke toezeggingen te doen en dat [appellante] niet gerechtvaardigd had kunnen vertrouwen op de verstrekte informatie.

De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en openbaar uitgesproken op 11 augustus 2010.

Uitspraak

201001147/1/H2.
Datum uitspraak: 11 augustus 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 6 januari 2010 in zaak nr. 09/4564 in het geding tussen:
[appellante]
en
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag.
1. Procesverloop
Bij besluit van 30 maart 2009 heeft het college de aanvraag van [appellante] om slooppremie op grond van de Subsidieregeling Oude Schicht ten behoeve van het voertuig met kenteken […] afgewezen.
Bij besluit van 18 juni 2009 heeft het college het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 6 januari 2010, verzonden op dezelfde datum, heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 29 januari 2010, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 augustus 2010, waar het college, vertegenwoordigd door mr. R.A. Wassenburg, is verschenen.
2. Overwegingen
Ingevolge artikel 3, aanhef en onder d, van de subsidieregeling komt een aanvrager alleen voor subsidie in aanmerking indien de particuliere personenauto bij binnenkomst van de aanvraag tot subsidieverlening minimaal 2 jaar op naam van de Haagse kentekenhouder staat.
Ingevolge die aanhef en onder f, komt een aanvrager alleen voor subsidie in aanmerking indien de particuliere personenauto bij binnenkomst van de aanvraag tot subsidieverlening in een rijwaardige staat verkeert.
Ingevolge artikel 6, tweede lid, dient de aanvraag tot subsidieverlening vóór de sloop van de particuliere personenauto te worden ingediend bij de gemeente Den Haag.
Ingevolge artikel 7 behoudt het college zich het recht voor een aanvraag te selecteren voor de uitvoering van een steekproef op de rijwaardige staat.
2.1. Het college heeft bij het besluit van 30 maart 2009, zoals gehandhaafd bij het besluit op bezwaar van 18 juni 2009, de aanvraag om subsidie afgewezen, omdat [appellante] niet aan alle in de subsidieregeling neergelegde voorwaarden heeft voldaan. De auto van [appellante] was voor het indienen van de aanvraag namelijk reeds gesloopt. Hierdoor kon onder meer de rijwaardige staat van de auto niet meer worden gecontroleerd.
2.2. [appellante] betwist op zichzelf niet dat zij heeft gehandeld in strijd met de subsidieregeling doordat zij de auto heeft laten slopen voordat zij de aanvraag om subsidieverlening had ingediend. Zij stelt evenwel dat zij niet wist dat pas na toekenning van de subsidie de auto mocht worden gesloopt en de subsidie kon worden vastgesteld. In dat verband betoogt [appellante] dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het college zich op het standpunt heeft mogen stellen dat zij aan een toezegging van een medewerker van de Infobalie van de gemeente Den Haag niet het gerechtvaardigd vertrouwen mocht ontlenen dat zij voorafgaand aan de aanvraag haar auto kon laten slopen. Zij voert daartoe aan dat haar is medegedeeld dat het keuringsbewijs van de auto nog minimaal drie maanden geldig diende te zijn, zij de auto kon laten slopen en vervolgens een aanvraag kon indienen. Aangezien zij niet in staat is te beoordelen tot welke toezegging een medewerker van de gemeente wel of niet bevoegd is, dient het college gehouden te worden aan de toezegging zoals gedaan door die medewerker van de gemeente, aldus [appellante].
2.2.1. Het betoog faalt. De desbetreffende medewerker van de Infobalie van de gemeente Den Haag was niet bevoegd op aanvragen om subsidie op grond van de subsidieregeling te beslissen. Reeds hierom kon [appellante] aan de verstrekte informatie niet het gerechtvaardigd vertrouwen ontlenen dat het college de aanvraag zou inwilligen, nog daargelaten wat de verstrekte informatie precies inhield. Anders dan [appellante] betoogt, is het college derhalve niet gebonden aan de door de desbetreffende medewerker beweerdelijk gedane mededelingen. Dit heeft de rechtbank terecht overwogen.
2.3. [appellante] betoogt verder dat de rechtbank heeft miskend dat de afwijzing van de aanvraag niet redelijk is. Zij voert daartoe aan dat haar auto op 17 maart 2009 is goedgekeurd voor de Algemene Periodieke Keuring en dat de auto derhalve rijwaardig was. Dat de auto op 18 maart 2009, een dag na de goedkeuring, is gesloopt, toont volgens [appellante] aan dat zij geen misbruik van de subsidieregeling heeft willen maken.
2.3.1. Het betoog faalt. [appellante] heeft niet aan de voorwaarden voldaan voor het in aanmerking komen voor de subsidie, zoals opgenomen in de subsidieregeling, aangezien zij haar auto heeft laten slopen, alvorens zij een aanvraag voor subsidie had ingediend. Van deze voorwaarden had zij op de hoogte kunnen zijn, mede doordat zij het aanvraagformulier voor de subsidie heeft ondertekend, waarin onder meer is opgenomen dat de aanvrager van de subsidie akkoord gaat met een eventuele controle op de rijwaardige staat van de auto. Dat kan niet als de auto al is gesloopt. De rechtbank heeft terecht overwogen dat het college in hetgeen [appellante] heeft aangevoerd geen aanleiding heeft hoeven zien om af te wijken van de subsidieregeling. Het college heeft, gelet op het doel van de subsidieregeling, in redelijkheid strikt vast kunnen houden aan de voorwaarden van de subsidieregeling, waaronder het kunnen controleren van de rijwaardige staat van de te slopen auto.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.H.L. Dallinga, ambtenaar van Staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Dallinga
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 11 augustus 2010
18-658.