200910027/1/H1.
Datum uitspraak: 11 augustus 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant A] en [appellante B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant]), wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 4 november 2009 in zaak nrs. 08/3159, 08/3130 en 08/3308 in het geding tussen:
het dagelijks bestuur van het stadsdeel Osdorp, thans stadsdeel
Nieuw-West.
Bij besluit van 18 december 2007 heeft het dagelijks bestuur aan het stadsdeel Osdorp vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het oprichten van een brug op het perceel gelegen tussen [locatie 1] en [locatie 2] te Amsterdam (hierna: het perceel).
Bij besluit van 24 juni 2008 heeft het dagelijks bestuur het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij mondelinge uitspraak van 4 november 2009, waarvan het proces-verbaal is verzonden op 11 november 2009, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 22 december 2009, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 2 juli 2010.
Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 juli 2010, waar [appellant A] en [appellante B], in persoon, en het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door mr. G.B. van Driel, werkzaam bij het stadsdeel, bijgestaan door drs. H. Talsma, werkzaam bij Goudappel Coffeng B.V., zijn verschenen.
2.1. Het bouwplan voorziet in de plaatsing van een brug ten behoeve van een tweede auto-ontsluiting van de wijk "De Aker IV, deelgebied 5/6". Het dagelijks bestuur heeft hiervoor vrijstelling krachtens artikel 19, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening verleend.
2.2. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat hij geen belang meer heeft bij beoordeling van het door hem ingestelde beroep. Hij voert daartoe aan dat dit oordeel tot gevolg heeft dat hem de gelegenheid wordt ontnomen invloed op de besluitvorming uit te oefenen. [appellant] wijst er in dit verband op dat de door het dagelijks bestuur aan de vrijstelling ten grondslag gelegde verkeersonderzoeken niet deugdelijk zijn. Voorts voert [appellant] aan dat niet is gebleken dat het dagelijks bestuur heeft beoordeeld of zich één van de andere in artikel 44 van de Woningwet opgenomen weigeringsgronden voordoet.
2.2.1. Het betoog slaagt niet. Bij besluit van 24 juni 2008 heeft het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland besloten over de goedkeuring van het door de deelraad van het stadsdeel Osdorp bij besluit van 18 december 2007 vastgestelde bestemmingsplan "De Aker IV". Bij uitspraak van 20 mei 2009 in zaak nr.
200805199/1/R2heeft de Afdeling beslist op de daartegen ingestelde beroepen en dit besluit in stand gelaten. Nu het bestemmingsplan, dat voorziet in de aanleg van een brug op het perceel, daarmee onherroepelijk is geworden, heeft de rechtbank met juistheid overwogen dat in beginsel geen belang meer bestaat bij de beoordeling van de rechtmatigheid van de voor de bouw van de brug verleende vrijstelling. Thans kan de in geding zijnde brug immers zonder vrijstelling, en derhalve zonder verkeerskundig onderzoek, worden verleend indien deze niet in strijd is met het bestemmingsplan, hetgeen door [appellant] niet wordt betwist. Van bijzondere omstandigheden op grond waarvan desondanks belang bij een beoordeling van het besluit tot vrijstelling kan worden aangenomen, is niet gebleken. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd met betrekking tot de bestemmingsplanprocedure, is geen bijzondere omstandigheid gelegen. De omstandigheid dat de Afdeling in zaak nr.
200805199/1/R2de door [appellant] overgelegde second opinion van Peutz B.V. van 5 februari 2009 en de actualisering hiervan van 19 oktober 2009 niet bij haar beoordeling heeft betrokken, is evenmin een bijzondere omstandigheid in bedoelde zin.
Nu [appellant] in beroep uitsluitend gronden heeft gericht tegen het verleende vrijstellingsbesluit, heeft de rechtbank geen oordeel kunnen geven over het pas in hoger beroep naar voren gebrachte betoog dat niet gebleken is of zich één van de andere in artikel 44 van de Woningwet opgenomen weigeringsgronden voordoet. Reeds omdat het hoger beroep gericht is tegen de aangevallen uitspraak, er geen reden is om aan te nemen dat [appellant] dit niet bij de rechtbank heeft kunnen aanvoeren en hij dit, gelet op de functie van het hoger beroep, had behoren te doen, dient dit betoog buiten beschouwing te blijven.
2.3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, voorzitter, en mr. S.F.M. Wortmann en mr. J.C. Kranenburg, leden, in tegenwoordigheid van mr. V. van Dorst, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump w.g. Van Dorst
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 11 augustus 2010