ECLI:NL:RVS:2010:BN3183

Raad van State

Datum uitspraak
4 augustus 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200910069/1/H1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursdwang en aansprakelijkheid van de eigenaar bij illegale hennepkwekerij

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin het beroep van [appellante] tegen een besluit van het dagelijks bestuur van de deelgemeente Noord van de gemeente Rotterdam ongegrond werd verklaard. Het besluit betrof de toepassing van bestuursdwang vanwege de ontmanteling van een illegale hennepkwekerij in een pand te Rotterdam. Het dagelijks bestuur had op 29 juli 2008 besloten om bestuursdwang toe te passen, nadat op 7 juli 2008 was vastgesteld dat het pand werd gebruikt voor de teelt van hennep. De rechtbank oordeelde dat het dagelijks bestuur terecht had gehandeld en dat de kosten van de bestuursdwang op [appellante] konden worden verhaald.

In hoger beroep betoogde [appellante] dat zij niet als overtreder kon worden aangemerkt, omdat zij niet op de hoogte was van het gebruik van het pand door haar huurders. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State overwoog echter dat de eigenaar van een pand verantwoordelijk is voor het gebruik dat van het pand wordt gemaakt, ook als het pand wordt verhuurd. De Afdeling stelde vast dat [appellante] niet voldoende had aangetoond dat zij niet wist of kon weten dat het pand als hennepkwekerij werd gebruikt. De enkele inschakeling van een makelaarskantoor voor de verhuur bood geen grond voor het oordeel dat zij niet verantwoordelijk was voor het gebruik van het pand. De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond.

Uitspraak

200910069/1/H1.
Datum uitspraak: 4 augustus 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te Rotterdam,
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 11 november 2009 in zaak nr. 09/479 in het geding tussen:
[appellante]
en
het dagelijks bestuur van de deelgemeente Noord van de gemeente Rotterdam.
1. Procesverloop
Bij besluit van 29 juli 2008 heeft het dagelijks bestuur zijn beslissing om jegens [appellante] bestuursdwang toe te passen ter zake van het op 7 juli 2008 ontmantelen van een illegale hennepkwekerij in het pand [locatie] te Rotterdam (hierna: het pand) op schrift gesteld.
Bij besluit van 30 december 2008 heeft het dagelijks bestuur het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 11 november 2009, verzonden op 12 november 2009, heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 23 december 2009, hoger beroep ingesteld.
Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 juli 2010, waar [appellante], vertegenwoordigd door mr. K.R. Verkaart, advocaat te Rotterdam, en het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door mr. S.B.H. Fijneman, werkzaam bij de gemeente Rotterdam, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 5:25, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) is de overtreder de kosten verbonden aan de toepassing van bestuursdwang versc[appellante]ldigd, tenzij de kosten redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoren te komen.
Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Agniesebuurt" rust op het perceel waarop het pand zich bevindt de bestemming "Meergezins[appellante]izen UW".
Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de planvoorschriften zijn gronden met die bestemming bestemd voor gebouwen, waarin zijn toegestaan:
a. meergezins[appellante]izen in alle bouwlagen;
b. winkels I en II, horecabedrijven, kantoren, bedrijven als bedoeld in artikel 8a en bijzondere doeleinden als bedoeld in artikel 8, alsmede voor verkeers- en verblijfsruimte, groenaanleg als bedoeld in artikel 11 en de bij de bebouwing behorende tuinen en erven, alsmede voor spoorviaduct als bedoeld in artikel 13a, voor zover deze gronden op de plantekening mede als zodanig zijn aangegeven.
Ingevolge artikel 16, eerste lid, van de planvoorschriften is het verboden om de in het bestemmingsplan gelegen onbebouwde gronden en de in dat plan gelegen bouwwerken - voor zover daarin geen scholen zijn gevestigd - geheel of gedeeltelijk te gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de daaraan in het bestemmingsplan gegeven bestemming(en) en/of het volgens de planvoorschriften uitsluitend toegestane gebruik dan wel met de uit deze voorschriften voortvloeiende aard van de bebouwing.
Ingevolge artikel 1 van de voorschriften van de "Tweede verzamelherziening inzake gebruiksbepaling" (hierna: de verzamelherziening), gelezen in samenhang met bijlage B bij de verzamelherziening, dient in de gebruiksbepalingen, die onderdeel uitmaken van het bestemmingsplan, onder gebruik te worden verstaan: gebruiken, in gebruik geven, doen gebruiken of laten gebruiken.
2.2. [appellante] is eigenaresse van het pand en was dit ook ten tijde van de ontmanteling van de hennepkwekerij. Het pand werd ten tijde van deze ontmanteling door [appellante] verhuurd aan [huurders].
2.3. Vast staat dat het gebruik van het pand als hennepkwekerij in strijd is met artikel 3, eerste lid, van de planvoorschriften, zodat het dagelijks bestuur bevoegd was terzake handhavend op te treden.
2.4. [appellante] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat de kosten van de ontmanteling van de hennepkwekerij niet op haar konden worden verhaald omdat zij niet als overtreder kan worden aangemerkt. Daartoe voert zij aan dat zij zorgvuldig heeft gehandeld door een erkend makelaarskantoor in te schakelen die de huurders heeft aangedragen en dat zij niet wist of kon weten dat het pand als hennepkwekerij werd gebruikt.
2.4.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 7 april 2010 in zaak nr. 200904180/1; www.raadvanstate.nl) mag van de eigenaar van een pand dat in strijd met de bestemming als hennepkwekerij wordt gebruikt, worden gevergd dat hij zich tot op zekere hoogte informeert over het gebruik dat van het door hem verhuurde pand wordt gemaakt. Hij dient aannemelijk te maken dat hij niet wist en niet kon weten dat het pand als hennepkwekerij werd gebruikt.
De enkele omstandigheid dat [appellante] een makelaarskantoor, MVM Wonen, had ingeschakeld voor de verhuur van het pand biedt geen grond voor het oordeel dat [appellante] als eigenaresse en verhuurster van het pand niet langer verantwoordelijk is voor de wijze waarop het pand wordt gebruikt. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat dit makelaarskantoor slechts als tussenpersoon is opgetreden bij het tot stand komen van de huurovereenkomst tussen [appellante] en [huurders]. Niet gebleken is dat het makelaarskantoor ook belast was met het beheer van het door [appellante] verhuurde pand. Het inschakelen van MVM Wonen bij het tot stand komen van de huurovereenkomst tussen [appellante] en [huurders] doet derhalve niet af aan de eigen verantwoordelijkheid van [appellante] voor het gebruik dat door [huurders] van het pand werd gemaakt.
[appellante] heeft voorts niet aannemelijk gemaakt dat zij zich op andere wijze heeft geïnformeerd over het gebruik van het pand. Zo wordt in haar bezwaarschrift gesteld:
"Deze huurovereenkomst is ingegaan sedert 1 september 2006. Vanaf dat moment had cliënte niet meer de feitelijke beschikking over het pand. Zij is daar tevens niet meer geweest vanaf moment van het ingaan van de huurovereenkomst."
De enkele stelling van [appellante] ter zitting bij de rechtbank dat zij na het sluiten van de huurovereenkomst nog één à twee keer bij het pand is gaan kijken en heeft aangebeld, maar dat niemand aanwezig was en van de buitenkant niets viel te zien, is, mede in het licht van hetgeen zij in bezwaar heeft gesteld, onvoldoende voor het oordeel dat aannemelijk is dat [appellante] heeft voldaan aan haar plicht zich tot op zekere hoogte te informeren over het gebruik van het pand.
Uit het voorgaande volgt dat [appellante] niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij niet wist of niet kon weten dat het pand als hennepkwekerij werd gebruikt. De rechtbank heeft terecht overwogen dat [appellante] als overtreder kan worden aangemerkt omdat zij het pand heeft laten gebruiken in strijd met artikel 3, eerste lid, van de planvoorschriften en dat de kosten van het toepassen van bestuursdwang op haar kunnen worden verhaald.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, voorzitter, en mr. A.W.M. Bijloos en mr. C.H.M. van Altena, leden, in tegenwoordigheid van mr. V. van Dorst, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump w.g. Van Dorst
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 4 augustus 2010
357-580.