ECLI:NL:RVS:2010:BN3168

Raad van State

Datum uitspraak
30 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201003867/2/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • P.B.M.J. van der Beek-Gillessen
  • M.F.N. Pikart-van den Berg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake bestemmingsplan Berghem Centrum 2009

Op 11 februari 2010 heeft de raad van de gemeente Oss het bestemmingsplan "Berghem Centrum 2009" vastgesteld, inclusief een exploitatieplan. Tegen dit besluit hebben twee verzoekers, [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] met anderen, beroep ingesteld bij de Raad van State. De verzoekers hebben ook verzocht om voorlopige voorzieningen, omdat zij vrezen voor onaanvaardbare geluidsoverlast en verminderde lichtinval door de vastgestelde bestemmingen nabij hun woningen. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak heeft de verzoeken op 19 juli 2010 behandeld. Tijdens de zitting hebben de verzoekers hun bezwaren toegelicht, waarbij zij stelden dat de afstand tussen hun woningen en de nieuwe bestemmingen te klein is, wat leidt tot een aantasting van hun woonkwaliteit. De raad heeft ter zitting verklaard dat er geen ontwerpwijzigingsplan ter inzage zal worden gelegd voordat de hoofdzaak is behandeld. De voorzitter heeft overwogen dat de effecten van de nieuwe bestemmingen niet wezenlijk anders zijn dan de huidige situatie en dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Uiteindelijk heeft de voorzitter de verzoeken om voorlopige voorzieningen afgewezen, omdat er geen aanleiding was om te veronderstellen dat de hoofdzaak in het voordeel van de verzoekers zou uitvallen. De beslissing werd op 30 juli 2010 openbaar gemaakt.

Uitspraak

201003867/2/R3.
Datum uitspraak: 30 juli 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
1. [verzoeker sub 1], wonend te [woonplaats],
2. [verzoeker sub 2] en anderen, wonend te [woonplaats],
en
de raad van de gemeente Oss,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 11 februari 2010 heeft de raad het bestemmingsplan "Berghem Centrum 2009" vastgesteld. Tevens is een exploitatieplan vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [verzoeker sub 1] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 14 april 2010, en [verzoeker sub 2] en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 4 mei 2010, beroep ingesteld.
Bij afzonderlijke brief, bij de Raad van State ingekomen op 14 april 2010, heeft [verzoeker sub 1] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Bij afzonderlijke brief, bij de Raad van State ingekomen op 4 mei 2010, hebben [verzoeker sub 2] en anderen de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 19 juli 2010, waar [verzoeker sub 1], in persoon, en [verzoeker sub 2] en anderen, in de personen van [gemachtigde] en [verzoeker sub 2], en de raad, vertegenwoordigd door mr. M.E.W.J. Quax-Kusters en D.W. van Grinsven, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Buiten bezwaren van partijen zijn nadere stukken in het geding gebracht.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. [verzoeker sub 2] en anderen betogen in hun beroepschrift dat de raad ten onrechte het plandeel met de bestemming "Maatschappelijk" tegenover hun woningen aan de Sportstraat heeft vastgesteld. Volgens hen leidt de geringe afstand tussen dit plandeel en hun woningen tot onaanvaardbare geluidsoverlast en verminderde lichtinval.
Zij betogen voorts dat de raad ten onrechte het plandeel met de bestemming "Centrum-2" aan de achterzijde en zijkant van hun woningen heeft vastgesteld. Zij voeren hiertoe aan dat de toegestane hoogte van de bebouwing en het feit dat tot op de perceelsgrens mag worden gebouwd tot een onaanvaardbare aantasting van de zon- en daglichttoetreding in hun woningen zal leiden.
[verzoeker sub 2] en anderen betogen tot slot dat de raad ten onrechte de aanduiding 'Wro-zone - wijzigingsgebied 1' heeft vastgesteld voor de gronden tussen de Molenweg, de Sint Willibrordusstraat en de Sportstraat, waarin ook hun percelen en woningen liggen. Zij achten dit in strijd met de rechtszekerheid.
Zij hebben verzocht om een voorlopige voorziening voor deze onderdelen van het plan, omdat zij het onaanvaardbaar vinden dat de bewoners gedurende lange tijd in onzekerheid verkeren en de planvorming voor de percelen voor en achter hun woningen wordt gesplitst.
2.3. [verzoeker sub 1] betoogt in zijn beroepschrift dat de raad ten onrechte de aanduiding 'Wro-zone - wijzigingsgebied 1' heeft vastgesteld voor de gronden tussen de Molenweg, de Sint Willibrordusstraat en de Sportstraat, in het bijzonder voor de percelen [3 locaties]. Hij voert daartoe aan dat de bouwhoogte van 12 meter tot een onevenredige aantasting van zijn privacy zal leiden en de voorziene in- en uitrit voor een parkeervoorziening naast zijn perceel tot stankhinder. Hij heeft een voorlopige voorziening gevraagd om te voorkomen dat er gebouwd gaat worden voordat duidelijk is welk stedenbouwkundig plan de gemeente wil gaan ontwikkelen.
2.4. Ten aanzien van de wijzigingsbevoegdheid heeft de raad ter zitting verklaard dat geen ontwerpwijzigingsplan ter inzage zal worden gelegd voordat de Afdeling in de hoofdzaak uitspraak heeft gedaan op de ingediende beroepschriften. Gelet hierop is er geen onverwijlde spoed die het treffen van een voorlopige voorziening voor dit planonderdeel vereist.
2.5. Ten aanzien van het plandeel met de bestemming "Centrum-2" heeft de raad ter zitting toegelicht dat de mogelijkheden die deze bestemming biedt, vrijwel gelijk zijn aan de mogelijkheden van de bestemming "Centrumdoeleinden" uit het thans geldende plan, het bestemmingsplan "Berghem-Dorp, integrale herziening". De voorzitter stelt vast dat ingevolge artikel 5 van dit plan ook nu al op deze percelen mag worden gebouwd tot een hoogte van 12 meter en tot op de grens tussen de percelen met de bestemming "Centrumdoeleinden" en de percelen aan de [3 locaties], zodat ook de effecten van bebouwing op deze percelen niet wezenlijk anders zijn dan de effecten van de bebouwing die mogelijk is op grond van het thans geldende plan. Voorts volgt uit de toelichting bij het plan dat voor de hoogte van de bebouwing aansluiting is gezocht bij de hoogte van een nabijgelegen school en klooster. De panden worden voorzien van een langskap om het lineaire karakter van de St. Willibrordusstraat en de lange lijnen-structuur van Berghem te versterken. In hetgeen [verzoeker sub 2] en anderen aanvoeren ziet de voorzitter geen aanleiding voor de verwachting dat de Afdeling dit onderdeel van het plan in de hoofdzaak zal vernietigen.
2.6. Ten aanzien van het plandeel met de bestemming "Maatschappelijk" aan de noordzijde van de Sportstraat heeft de raad ter zitting bevestigd dat dit plandeel is bedoeld voor een nieuw te bouwen dorpshuis. In vergelijking met de huidige situatie en de eerdere plannen voor dit gebied, komt het nieuwe dorpshuis dichter bij de woningen aan de [3 locaties] te staan. Het plan maakt mogelijk dat dit dorpshuis op ongeveer 16 meter van deze woningen wordt gebouwd, tot een maximale hoogte van 11 meter. Gelet op deze afstand en het feit dat het een centrumgebied is, waar in het algemeen de bebouwing iets dichter op elkaar staat, is de voorzitter voorshands van oordeel dat de mogelijke effecten van deze bebouwing niet zo nadelig zijn voor [verzoeker sub 2] en anderen dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Gelet hierop bestaat er geen aanleiding voor de verwachting dat dit onderdeel van het plan in de hoofdzaak niet in stand zal blijven.
2.7. In hetgeen [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] en anderen aanvoeren, ziet de Voorzitter geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening. De verzoeken dienen te worden afgewezen.
2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst de verzoeken af.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.F.N. Pikart-van den Berg, ambtenaar van Staat.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Pikart-van den Berg
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 30 juli 2010
350.