ECLI:NL:RVS:2010:BN2243

Raad van State

Datum uitspraak
15 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201005128/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M.G.J. Parkins de Vin
  • H. Troostwijk
  • P.A. Offers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over de toepassing van de Algemene termijnenwet en de procesuren tijdens Goede Vrijdag in asielaanvraag

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de minister van Justitie tegen een uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Zwolle, die op 17 mei 2010 een aanvraag van een vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had goedgekeurd. De minister had de aanvraag op 8 april 2010 afgewezen, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat deze afwijzing onterecht was en dat de minister een nieuw besluit moest nemen. De minister heeft hiertegen hoger beroep ingesteld, waarbij hij betoogde dat de voorzieningenrechter ten onrechte had geoordeeld dat de uren van Goede Vrijdag meetellen als procesuren voor de berekening van de 48-uurstermijn. De Raad van State oordeelt dat de voorzieningenrechter een onjuiste uitleg heeft gegeven aan artikel 1.1, aanhef en onder f, van het Vreemdelingenbesluit 2000, en dat de uren van Goede Vrijdag niet meetellen. De Raad van State verklaart het hoger beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de voorzieningenrechter en wijst de zaak terug naar de rechtbank voor verdere behandeling. Tevens worden de proceskosten in hoger beroep vastgesteld op € 437,00, met de bepaling dat de rechtbank beslist over de vergoeding van deze kosten.

Uitspraak

201005128/1/V2.
Datum uitspraak: 15 juli 2010
Raad van State
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
de minister van Justitie (hierna: de minister),
appellant,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's Gravenhage, nevenzittingsplaats Zwolle, (hierna: de voorzieningenrechter) van 17 mei 2010 in zaak nrs. 10/13109 en 10/13110 in het geding tussen:
[de vreemdeling] (hierna: de vreemdeling)
en
de minister.
1. Procesverloop
Bij besluit van 8 april 2010 heeft de minister een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 17 mei 2010, verzonden op dezelfde dag, heeft de voorzieningenrechter, voor zover thans van belang, het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de minister een nieuw besluit op de aanvraag neemt met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de minister bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 25 mei 2010, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
De vreemdeling heeft een verweerschrift ingediend.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
2. Overwegingen
2.1. Op het hoger beroep zijn de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: de Vw 2000), het Vreemdelingenbesluit 2000 (hierna: het Vb 2000) en het Voorschrift Vreemdelingen 2000 van toepassing, zoals die luidden tot 1 juli 2010.
2.2. De minister klaagt in de enige grief dat de voorzieningenrechter ten onrechte heeft overwogen dat Goede Vrijdag voor de toepassing van artikel 1.1, aanhef en onder f, van het Vb 2000 niet met een algemeen erkende feestdag gelijk gesteld kan worden en de procesuren van Goede Vrijdag derhalve bij de berekening van de 48-uurstermijn dienen te worden meegenomen. Aldus heeft de voorzieningenrechter, volgens de minister, een onjuiste uitleg aan artikel 1.1, aanhef en onder f, van het Vb 2000 gegeven. Hij verwijst daartoe naar de nota van toelichting bij het besluit van 11 november 2004 tot wijziging van het Vb 2000 in verband met de wijziging van de definitie van proces-uren (Stb. 2004, 558). Hieruit volgt dat Goede Vrijdag met een algemeen erkende feestdag wordt gelijkgesteld en voor de berekening van de 48-uurstermijn niet meetelt, aldus de minister. Dit brengt volgens hem met zich mee dat de termijn, die aanving op woensdag 31 maart 2010 om 8.37 uur, is geëindigd op donderdag 8 april 2010 om 16.37 uur, zodat het bestreden besluit tijdig is uitgereikt.
2.2.1. Ingevolge artikel 1.1, aanhef en onder f, van het Vb 2000 wordt onder procesuren verstaan de uren die voor het onderzoek naar de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000 in een Aanmeldcentrum beschikbaar zijn, waarbij de uren van 18.00 tot 8.00 en, met uitzondering van het Aanmeldcentrum Schiphol, de uren gedurende het weekeinde en de dagen die bij of krachtens de Algemene termijnenwet zijn aangemerkt als algemeen erkende feestdagen niet meetellen.
Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Algemene termijnenwet zijn algemeen erkende feestdagen in de zin van deze wet de Nieuwjaarsdag, de Christelijke tweede Paas- en Pinksterdag, de beide Kerstdagen, de Hemelvaartsdag, de dag waarop de verjaardag van de Koning wordt gevierd en de vijfde mei.
Ingevolge het tweede lid van dit artikel wordt voor de toepassing van deze wet de Goede Vrijdag met de in het vorige lid genoemde dagen gelijkgesteld.
2.2.2. In voormelde nota van toelichting bij het besluit van 11 november 2004 tot wijziging van het Vb 2000 is, voor zover thans van belang, het volgende vermeld:
"In het nieuwe artikel 1.1, onder f, zijn van uren die beschikbaar zijn voorts voor het onderzoek naar de aanvraag uitgesloten de uren gedurende de algemeen erkende feestdagen in de zin van de Algemene termijnenwet en de dagen die bij of krachtens deze wet daarmee zijn gelijkgesteld. Uit artikel 3 van de Algemene termijnenwet volgt dat de Nieuwjaarsdag, de Christelijke tweede Paas- en Pinksterdag, de beide Kerstdagen, de Hemelvaartsdag, de dag waarop de verjaardag van de Koningin wordt gevierd en de vijfde mei algemeen erkende feestdagen zijn. Uit dit artikel volgt tevens dat Goede Vrijdag met deze algemeen erkende feestdagen wordt gelijkgesteld. Daarnaast kunnen andere dagen voor de toepassing van de Algemene termijnenwet met de algemeen erkende feestdagen worden gelijkgesteld. Een daartoe strekkend besluit wordt in de Staatscourant openbaar gemaakt. Ook de uren gedurende deze dagen zullen ingevolge het nieuwe artikel 1.1, onder f, niet meetellen als uren beschikbaar voor het onderzoek naar de aanvraag. Op deze feestdagen wordt normaliter binnen de rijksoverheid niet gewerkt. Het niet langer aanmerken van deze uren gedurende deze dagen als proces-uren valt dan ook te rekenen tot het normaliseren van de werktijden op het aanmeldcentrum. Zoals gezegd geldt hier voor het Aanmeldcentrum Schiphol een uitzondering."
2.2.3. Anders dan de voorzieningenrechter heeft overwogen, volgt reeds uit de tekst van artikel 1.1, aanhef en onder f, van het Vb 2000 gelezen in samenhang met artikel 3, tweede lid, van de Algemene termijnenwet dat de uren gedurende Goede Vrijdag niet meetellen als uren beschikbaar voor het onderzoek naar de aanvraag, dat heeft plaatsgevonden in een ander aanmeldcentrum dan het Aanmeldcentrum Schiphol. Steun hiervoor kan eveneens worden gevonden in voormelde nota van toelichting. De minister betoogt derhalve terecht dat, nu niet in geschil is dat de 48-uurstermijn aanving op woensdag 31 maart 2010 om 8.37 uur, en gelet op het bepaalde in artikel 1.1, aanhef en onder f, van het Vb 2000 voor de berekening van de termijn de Goede Vrijdag en de Christelijke tweede Paasdag niet meetellen, de termijn op donderdag 8 april 2010 om 16.37 uur is geëindigd. Aangezien het besluit van 8 april 2010 blijkens het bijbehorende uitreikingsblad is uitgereikt om 13.55 uur, is de 48-uurstermijn niet overschreden.
De grief slaagt.
2.3. Het hoger beroep is kennelijk gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. De Afdeling zal de zaak met toepassing van artikel 44, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet op de Raad van State naar de rechtbank terugwijzen om te worden behandeld en beslist met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen.
2.4. De Afdeling zal de proceskosten in hoger beroep vaststellen. De rechtbank dient omtrent de vergoeding van deze kosten te beslissen.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Zwolle, van 17 mei 2010 in zaak nr. 10/13109;
III. wijst de zaak naar de rechtbank terug;
IV. stelt de door de vreemdeling in verband met de behandeling van het hoger beroep gemaakte kosten vast op een bedrag van € 437,00 (zegge: vierhonderdzevenendertig euro), en bepaalt dat de rechtbank beslist omtrent de vergoeding van deze kosten.
Aldus vastgesteld door mr. M.G.J. Parkins de Vin, voorzitter, en mr. H. Troostwijk en mr. P.A. Offers, leden, in tegenwoordigheid van mr. O. van Loon, ambtenaar van Staat.
w.g. Parkins-de Vin
voorzitter
w.g. Van Loon
ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 15 juli 2010
284-563.
Verzonden: 15 juli 2010
Voor eensluidend afschrift,
de secretaris van de Raad van State,
mr. H.H.C. Visser