ECLI:NL:RVS:2010:BN2235

Raad van State

Datum uitspraak
15 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201001871/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.G. Lubberdink
  • M.G.J. Parkins-de Vin
  • H. Troostwijk
  • O. van Loon
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geloofwaardigheid van asielrelaas en psychische problemen in asielprocedure

In deze zaak gaat het om de beoordeling van de geloofwaardigheid van het asielrelaas van een vreemdeling, die op 20 januari 2010 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel indiende. De staatssecretaris van Justitie heeft deze aanvraag afgewezen, waarna de vreemdeling in beroep ging. De voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage heeft op 12 februari 2010 het beroep gegrond verklaard en het besluit van de staatssecretaris vernietigd, met de opdracht om een nieuw besluit te nemen. De staatssecretaris heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.

De vreemdeling is onderzocht door een psychiater van het Meldpunt Asielzoekers Psychologische Problemen (MAPP) op 29 januari 2010. Het MAPP-rapport concludeert dat de vreemdeling ernstige psychische problemen heeft, die haar vermogen om een coherent en consistent verhaal te doen beïnvloeden. De staatssecretaris heeft in zijn hoger beroep betoogd dat de voorzieningenrechter ten onrechte heeft overwogen dat het asielrelaas van de vreemdeling geen positieve overtuigingskracht heeft. Hij stelt dat de vreemdeling vage verklaringen heeft afgelegd en dat het MAPP-rapport geen afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van haar relaas.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft geoordeeld dat de staatssecretaris zich niet zonder nadere motivering op het standpunt heeft kunnen stellen dat het asielrelaas ongeloofwaardig is. De voorzieningenrechter heeft terecht overwogen dat de psychische toestand van de vreemdeling, zoals vastgesteld in het MAPP-rapport, van invloed kan zijn geweest op haar verklaringen. De staatssecretaris heeft niet voldoende onderbouwd dat de vage verklaringen van de vreemdeling afdoende zijn om haar asielrelaas als ongeloofwaardig te bestempelen. Het hoger beroep van de staatssecretaris is dan ook ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak is bevestigd. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van proceskosten aan de vreemdeling.

Uitspraak

201001871/1/V2.
Datum uitspraak: 15 juli 2010
Raad van State
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Justitie (hierna: de staatssecretaris),
appellant,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's Gravenhage, nevenzittingsplaats Arnhem (hierna: de voorzieningenrechter), van 12 februari 2010 in zaak nrs. 10/2451 en 10/2454 in het geding tussen:
[de vreemdeling], mede voor haar minderjarige kinderen, (hierna: de vreemdeling)
en
de staatssecretaris.
1. Procesverloop
Bij besluit van 20 januari 2010 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 12 februari 2010, verzonden op dezelfde dag, heeft de voorzieningenrechter, voor zover thans van belang, het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris een nieuw besluit op de aanvraag neemt met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 19 februari 2010, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
De vreemdeling heeft een verweerschrift ingediend.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
2. Overwegingen
2.1. In de enige grief klaagt de staatssecretaris dat de voorzieningenrechter ten onrechte heeft overwogen dat hij zich, gelet op de conclusies van het door de vreemdeling overgelegde rapport van het Meldpunt Asielzoekers Psychologische Problemen (hierna: het MAPP) van 29 januari 2010 (hierna: het MAPP-rapport) en hetgeen namens de vreemdeling naar voren is gebracht, niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het asielrelaas, aangezien de vreemdeling vage verklaringen heeft afgelegd, geen positieve overtuigingskracht heeft en derhalve niet geloofwaardig is. Daartoe betoogt hij dat uit het MAPP-rapport niet eenduidig volgt dat het vermogen van de vreemdeling coherent en consistent te verklaren door psychische problemen zodanig is beïnvloed dat zij niet in staat was eenvoudige vragen, zoals de vraag welke arts het overlijden van haar echtgenoot heeft vastgesteld, wie de begrafenis heeft geregeld, of er een overlijdensakte is en op welk adres zij gedurende één maand ondergedoken heeft gezeten, te beantwoorden. Het MAPP-rapport doet dan ook geen afbreuk aan de beoordeling van de geloofwaardigheid van het relaas, aldus de staatssecretaris.
2.1.1. In het besluit, waarin het voornemen is ingelast, heeft de staatssecretaris zich op het standpunt gesteld dat de vreemdeling toerekenbaar geen reisdocumenten, identiteitspapieren of andere indicatieve bewijzen heeft overgelegd, zodat van haar asielrelaas positieve overtuigingskracht dient uit te gaan. Omdat de vreemdeling vage verklaringen heeft afgelegd over de door haar gestelde problemen is van positieve overtuigingskracht geen sprake. Hieraan heeft de staatssecretaris ten grondslag gelegd dat de vreemdeling niet weet of haar echtgenoot de militaire politiemannen door wie ze zijn aangehouden en verhoord kende, dat ze niet weet waarom juist zij en haar echtgenoot verdacht werden van het doorverkopen van geheime informatie aan Azeri's en dat ze niet weet welke geheime informatie zij aan welke organisatie zou hebben doorgegeven. Evenmin weet ze of andere medewerkers van het commandocentrum waar haar echtgenoot werkte, ook problemen hebben ondervonden vanwege het uitlekken van geheime informatie, waarop de beschuldiging van spionage was gebaseerd of waarom zij na 10 à 12 uur werd vrijgelaten en vervolgens weer werd gezocht. Verder weet ze niet waarom haar echtgenoot niet is ondergedoken nadat zij beiden waren vrijgelaten, weet ze niet het adres waar ze vervolgens een maand heeft verbleven en waarom haar echtgenoot opnieuw is gearresteerd. Ook weet de vreemdeling niet welke arts de dood van haar echtgenoot heeft vastgesteld, wie de begrafenis van haar echtgenoot heeft geregeld en of daarvan een overlijdensakte is opgemaakt.
2.1.2. Op 29 januari 2010 is de vreemdeling onderzocht door een psychiater van het MAPP. De resultaten van dit onderzoek zijn weergegeven in het MAPP-rapport. De onderzoeker stelt in de conclusie van het rapport dat uit het onderzoek van de vreemdeling naar voren komt dat bij haar sprake is van ernstige psychische problemen die zeker interfereren met het vermogen om een coherent en consistent verhaal te doen.
2.1.3. De hiervoor onder 2.1.1. weergegeven vage verklaringen, die door de staatssecretaris in het kader van de beoordeling van de geloofwaardigheid van de verklaringen omtrent de redenen waarom zij een aanvraag voor een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000 indient, aan de vreemdeling zijn tegengeworpen, betreffen essentiële onderdelen van problemen die zij stelt in het land van herkomst te hebben ondervonden en die reden voor haar vlucht waren. Reeds hierom treft het beroep van de staatssecretaris op de in het hoger-beroepschrift genoemde zaak, die heeft geleid tot de uitspraak van de Afdeling van 9 juni 2008 in zaak nr. 200706131/1 (www.raadvanstate.nl), waarin het ging om het al of niet kunnen beantwoorden van eenvoudige vragen door de desbetreffende vreemdeling over diens herkomst en reisverhaal, geen doel.
2.1.4. De voorzieningenrechter heeft terecht overwogen dat de staatssecretaris zich niet zonder nadere motivering op het standpunt heeft kunnen stellen dat het asielrelaas positieve overtuigingskracht mist en derhalve ongeloofwaardig is, omdat gelet op de inhoud van het MAPP-rapport niet kan worden uitgesloten dat de vreemdeling als gevolg van haar psychische toestand, zoals door de psychiater is vastgesteld, slechts summiere verklaringen heeft kunnen afleggen. De stelling van de staatssecretaris dat het MAPP-rapport geen afbreuk doet aan de beoordeling van de geloofwaardigheid van het asielrelaas is bij gebreke van een deskundig oordeel waaruit het tegendeel blijkt, geen genoegzaam weerwoord tegen het rapport van de psychiater. De grief faalt.
2.2. Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.3. De staatssecretaris, thans de minister van Justitie, dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. bevestigt de aangevallen uitspraak;
II. veroordeelt de minister van Justitie tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 437,00 (zegge: driehonderdtweeëntwintig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, voorzitter, en mr. M.G.J. Parkins-de Vin en mr. H. Troostwijk, leden, in tegenwoordigheid van mr. O. van Loon, ambtenaar van Staat.
w.g. Lubberdink
voorzitter
w.g. Van Loon
ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 15 juli 2010
284-638.
Verzonden: 15 juli 2010
Voor eensluidend afschrift,
de secretaris van de Raad van State,
mr. H.H.C. Visser