ECLI:NL:RVS:2010:BN1876

Raad van State

Datum uitspraak
21 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201001124/1/H2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen subsidiebesluiten van het College voor zorgverzekeringen door de stichting SFW

In deze zaak heeft de stichting SFW, gevestigd te Amsterdam, beroep ingesteld tegen besluiten van het College voor zorgverzekeringen. De besluiten betroffen de vaststelling van de subsidie voor de jaren 2005 en 2006, waarbij het college respectievelijk € 746.947 en € 749.997 heeft vastgesteld. Tevens is bepaald dat bedragen van € 56.043 en € 78.577 worden verrekend met de subsidievoorschotten van 2009. De stichting SFW heeft bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, maar het college heeft dit bezwaar ongegrond verklaard. De stichting heeft vervolgens beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij de gronden van het beroep zijn aangevuld in een latere brief. Tijdens de zitting op 18 juni 2010 zijn de partijen vertegenwoordigd door hun advocaten. De Raad van State heeft de zaak beoordeeld aan de hand van de relevante regelgeving omtrent subsidies, waarbij de voorwaarden voor subsidieverstrekking zijn onderzocht. De Raad concludeert dat het college terecht de subsidie op een lager bedrag heeft vastgesteld, omdat de huur die de SFW heeft opgevoerd in mindering is gebracht op de aangevraagde subsidie. De Raad oordeelt dat de doelstelling van de verhuurder, de SGZOB, mede gericht is op de ondersteuning van de SFW, waardoor de eigenaarslasten in aanmerking kunnen worden genomen. Het beroep van de SFW wordt ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin op 21 juli 2010.

Uitspraak

201001124/1/H2
Datum uitspraak: 21 juli 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de stichting SFW, gevestigd te Amsterdam,
appellante,
en
het College voor zorgverzekeringen,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 11 februari 2009 heeft het college de aan de SFW verleende subsidie voor 2005 vastgesteld op € 746.947 en bepaald dat een bedrag van € 56.043 wordt verrekend met de subsidievoorschotten van 2009.
Bij besluit van dezelfde dag heeft het college de aan de SFW verleende subsidie voor 2006 vastgesteld op € 749.997 en bepaald dat een bedrag van € 78.577 wordt verrekend met de subsidievoorschotten van 2009.
Bij besluit van 21 december 2009 heeft het college het door de SFW tegen deze besluiten gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft de SFW bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 26 januari 2010, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 22 februari 2010.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 juni 2010, waar de SFW, vertegenwoordigd door mr. A.J. van Raalte, advocaat te Amsterdam, en [voorzitter] van de SFW, en het college, vertegenwoordigd door mr. A.M.C. van Saase en E. Koops, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 2.7.19.4, aanhef en onder b, van de Regeling subsidies AWBZ en Ziekenfondswet en ingevolge het gelijkluidende artikel 2.11.4, aanhef en onder b, van de Regeling subsidies AWBZ 2006 (tezamen hierna te noemen: de Regeling) worden bij de subsidieverstrekking slechts de kapitaalslasten in aanmerking genomen met in achtneming van de volgende voorwaarden:
1°. afschrijvingslasten worden berekend met toepassing van de beleidsregels inzake afschrijvingen bij abortusklinieken van het College tarieven gezondheidszorg,
2°. rentelasten worden slechts in aanmerking genomen, inzien zij betrekking hebben op benodigd vreemd vermogen,
3°. ingeval vreemd vermogen is aangetrokken in de vorm van annuïteiten, wordt als rente in aanmerking genomen het bedrag van de annuïteit, verminderd met de berekende rechtlijnige aflossing,
4°. indien de subsidieontvanger geen eigenaar is van de gebouwen, installaties of inventaris en de verhuurder een rechtspersoon is die zich ten doel stelt of mede ten doel stelt de ondersteuning van de subsidieontvanger, zullen aan huur ten hoogste in aanmerking worden genomen de eigenaarslasten, berekend volgens het eerste, tweede en derde lid,
5°. in andere gevallen waarin de subsidieontvanger geen eigenaar is van de gebouwen, installaties of inventaris zal aan huur in aanmerking worden genomen het door een huuradviescommissie recentelijk geadviseerd huurbedrag voor het betreffende pand, dan wel, indien een dergelijk advies niet beschikbaar is of indien in het pand nieuwe investeringen gepleegd worden om het geschikt te maken aan zijn nieuwe bestemming, de huur die wordt vastgesteld door drie makelaars, één aan te wijzen door de huurder, één aan te wijzen door de verhuurder en één aan te wijzen door beide voornoemde makelaars,
[…].
2.2. Bij besluiten van 11 februari 2009 heeft het college de subsidie vastgesteld op een lager bedrag dan door de SFW aangevraagd, omdat, voor zover van belang, het huurbedrag dat de SFW heeft opgevoerd, in mindering is gebracht op de aangevraagde subsidie. Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat de Stichting voor Geneeskundige Zwangerschapsonderbreking Oosterpark Beheer (hierna: SGZOB) zich ten doel stelt of mede ten doel stelt subsidieontvanger te ondersteunen, zodat op grond van artikel 2.7.19.4, aanhef en onder b, van de Regeling subsidies AWBZ en Ziekenfondswet en het gelijkluidende artikel 2.11.4, aanhef en onder b, van de Regeling subsidies AWBZ 2006 slechts de eigenaarslasten voor subsidie in aanmerking komen.
2.3. Subsidieontvanger SFW betoogt dat het college ten onrechte zich op het standpunt stelt dat verhuurder zich ten doel stelt of mede ten doel stelt subsidieontvanger te ondersteunen. De SFW betoogt voorts dat het college in strijd met het rechtszekerheids-, dan wel vertrouwensbeginsel heeft gehandeld door in de jaren 2002 en 2003, toen zij dezelfde ruimte huurde van de voorgangster van de SGZOB, te weten: de Stichting voor Geneeskundige Zwangerschapsonderbreking Oosterpark (hierna: de SGZO), wel de huur te vergoeden, terwijl het statutaire doel van de SGZOB niet anders is dan die van de SGZO.
2.3.1. Voor de vraag of het college met toepassing van de artikelen 2.7.19.4, aanhef en onder b, sub 4, en 2.11.4, aanhef en onder b, sub 4 van de Regeling bij de subsidieverstrekking terecht de eigenaarslasten in aanmerking heeft genomen, is niet doorslaggevend of de verhuurder alleen is opgericht om een ander financieel te ondersteunen. Ingevolge deze bepalingen worden ook de eigenaarslasten in aanmerking genomen indien de verhuurder zich mede ten doel stelt subsidieontvanger te ondersteunen. Daarbij is de doelstelling van de verhuurder het uitgangspunt.
2.3.2. Niet in geschil is dat de toenmalige SGZO met ingang van 1 januari 2004 haar abortusactiviteiten heeft afgestoten en aan de rechtsvoorganger van de SFW heeft overgedragen. Om die reden heeft de SGZO op 22 januari 2004 haar statuten gewijzigd en haar naam veranderd in SGZOB. Artikel 2, eerste lid, van de statuten is daarbij niet gewijzigd. Daarin is bepaald dat het doel van de stichting is voorlichting te geven en hulp te verschaffen tot het vermijden en voorkomen van zwangerschap alsmede mogelijkheden te scheppen tot verantwoorde onderbreking van zwangerschap respectievelijk door het daarbij hulp te verlenen of te laten verlenen onder toezicht van een op voren bedoeld gebied gespecialiseerd medicus een en ander binnen de grenzen van de wet en verder alles wat daarmee in de ruimste zin verband houdt. Bij de wijziging van de statuten is het derde lid van artikel 2 wel gewijzigd. In het gewijzigde derde lid is bepaald dat tot het doel mede behoort het verwerven van onroerende goederen, welke dienstbaar kunnen zijn aan voormeld doel.
2.3.3. Uit artikel 2, eerste en derde lid, in onderlinge samenhang gelezen blijkt dat de doelstelling van de SGZOB niet de exploitatie van het onroerend goed Oosterpark als zodanig is, maar dat deze exploitatie is gericht op het scheppen van mogelijkheden tot verantwoorde onderbreking van zwangerschap. De SFW is een abortuskliniek waarin zwangerschappen worden onderbroken. Gelet hierop heeft het college zich terecht op het standpunt gesteld dat het er vanwege de ideële doelstelling van de SGZOB voor moet worden gehouden dat zij een verhuurder is die zich mede de ondersteuning van de SFW ten doel stelt. Voor dat oordeel is mede van belang dat, naar de SFW ter zitting heeft bevestigd, de beide bestuursleden van de SGZOB in de desbetreffende periode tevens bestuurslid, onderscheidenlijk directeur van de SFW waren.
2.3.4. Nu de SGZO in de jaren vóór 2004 zelf het pand als abortuskliniek gebruikte, waarbij bij de aan haar toegekende subsidie ook de eigenaarslasten werden vergoed, kan de omstandigheid dat de SFW gedurende enige tijd het medegebruik van de kliniek had en daarvoor een huurprijs betaalde, niet leiden tot het oordeel dat het college gehouden was om de SFW in de situatie vanaf het jaar 2004, toen de situatie volledig was veranderd, de huurprijs te vergoeden.
2.3.5. Het betoog faalt.
2.4. Het beroep is ongegrond.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, voorzitter, en mr. P.A. Offers en mr. J.A. Hagen, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Poot, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump w.g. Poot
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 21 juli 2010
362