ECLI:NL:RVS:2010:BN1651
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Lubberdink
- B. van Wagtendonk
- M.G.J. Parkins de Vin
- B. van Dokkum
- H.H.C. Visser
- Rechtspraak.nl
Vreemdelingenbewaring en de toepassing van lichtere middelen in bestuursrechtelijke procedures
In deze zaak gaat het om de vraag of de minister van Justitie in redelijkheid heeft kunnen besluiten tot de inbewaringstelling van een vreemdeling. De vreemdeling was eerder in bewaring gesteld en had sindsdien geen resultaat geboekt in zijn pogingen om aan de vertrekplicht te voldoen. De minister heeft gesteld dat de vreemdeling zich niet heeft gehouden aan zijn vertrekplicht en ongewenst is verklaard, wat de maatregel van bewaring rechtvaardigt. De rechtbank had eerder de inbewaringstelling opgeheven, maar de minister ging in hoger beroep tegen deze uitspraak. De Raad van State oordeelt dat de minister zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat er geen lichtere middelen dan bewaring beschikbaar waren, gezien de omstandigheden van de vreemdeling en zijn eerdere gedrag. De Raad vernietigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het beroep van de vreemdeling ongegrond. De beslissing van de minister om de vreemdeling in bewaring te stellen wordt daarmee bevestigd.