ECLI:NL:RVS:2010:BN1144

Raad van State

Datum uitspraak
14 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200909063/1/H2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen wijziging Natuurgebiedsplan Overijssel en subsidiemogelijkheden voor natuurontwikkeling

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle, die op 16 oktober 2009 het beroep van de appellant ongegrond verklaarde. De appellant is eigenaar van een perceel grasland nabij Sint Jansklooster, dat binnen de grenzen van het Natuurgebiedsplan Overijssel valt. Dit plan, dat op 15 oktober 2007 door het college van gedeputeerde staten van Overijssel is gewijzigd, heeft als doel de natuurontwikkeling in de regio te stimuleren. De appellant betoogt dat het gewijzigde Natuurgebiedsplan onvoldoende subsidiemogelijkheden biedt voor de bescherming van de knoflookpad en rugstreeppad, die in het gebied voorkomen. Hij stelt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de bescherming van deze soorten buiten de reikwijdte van het Natuurgebiedsplan valt.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 23 april 2010 behandeld. De rechtbank had eerder vastgesteld dat het college beleidsvrijheid toekomt bij de uitvoering van het Natuurgebiedsplan. De appellant heeft ook aangevoerd dat het college een toezegging heeft gedaan om in 2007 een duurzame biotoop voor de knoflookpad te creëren, maar deze toezegging niet is nagekomen. De Afdeling oordeelt dat het college in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen, gezien de beleidsvrijheid en de financiële consequenties van de gekozen begrenzingen.

Uiteindelijk bevestigt de Afdeling de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en openbaar uitgesproken op 14 juli 2010.

Uitspraak

200909063/1/H2.
Datum uitspraak: 14 juli 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle van 16 oktober 2009 in zaak nr. 07/2117 in het geding tussen:
appellant
en
het college van gedeputeerde staten van Overijssel.
1. Procesverloop
Bij besluit van 15 oktober 2007 heeft het college het Natuurgebiedsplan Overijssel (hierna: het Natuurgebiedsplan) op een aantal onderdelen gewijzigd.
Bij uitspraak van 16 oktober 2009, verzonden op dezelfde datum, heeft de rechtbank Zwolle het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 25 november 2009, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 19 december 2009.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 april 2010, waar [appellant], in persoon, en het college, vertegenwoordigd door mr. P.W.M. de Laat en W. Wolbers, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 13, eerste lid, aanhef, van de Subsidieregeling natuurbeheer 2000 (hierna: de SN 2000), voor zover thans van belang, worden ten behoeve van de uitvoering van deze regeling natuurgebieden begrensd met de vaststelling van natuurgebiedsplannen.
Ingevolge artikel 10, eerste lid, aanhef, van de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer (hierna: de SAN), voor zover thans van belang, worden ten behoeve van de uitvoering van deze regeling beheersgebieden begrensd met de vaststelling van beheersgebiedsplannen.
2.2. [appellant] is eigenaar van een perceel grasland gelegen nabij de Barsbeek te Sint Jansklooster in de gemeente Steenwijkerland (hierna: het perceel). Dit perceel ligt binnen de grenzen waarvoor het Natuurgebiedsplan geldt en waar de knoflookpad en rugstreeppad voorkomen. Nabij het perceel bevinden zich voortplantingspoelen voor deze padden.
2.3. [appellant] betoogt dat hem in het gewijzigde Natuurgebiedsplan te weinig subsidiemogelijkheden toekomen om de natuurontwikkeling te stimuleren teneinde de rugstreeppad en knoflookpad te beschermen. In dat verband betoogt hij dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat bescherming van deze soorten buiten het doel en de reikwijdte van het Natuurgebiedsplan valt.
2.3.1. Het Natuurgebiedsplan geeft de grenzen weer van de gebieden waarvoor subsidie kan worden aangevraagd ter bevordering van nieuw te ontwikkelen natuurgebieden en beheersgebieden in Overijssel en is gericht op het realiseren van de Ecologische Hoofdstructuur (hierna: EHS) en natuurdoelen buiten de EHS. Met het Natuurgebiedsplan draagt het college derhalve bij aan het stimuleren van natuurontwikkeling. Het college komt daarbij beleidsvrijheid toe. Zoals de rechtbank terecht heeft overwogen verplichten de nationale en internationale regelgeving ter bescherming van soorten als de rugstreeppad en knoflookpad waarop [appellant] heeft gewezen, het college niet tot het bieden van een grondslag voor de door [appellant] bepleite subsidiemogelijkheden in het Natuurgebiedsplan.
Het betoog faalt.
2.4. [appellant] heeft voorts betoogd dat de rechtbank heeft miskend dat het college in de procedure die betrekking had op het in 2006 vastgestelde Natuurgebiedsplan de toezegging heeft gedaan, dat bij dit plan in 2007 alsnog in een duurzame biotoop voor de knoflookpad zou worden voorzien en dat het college deze toezegging niet alleen niet is nagekomen, maar in 2007 zelfs een stap terug heeft gezet door de daartoe zijns inziens wenselijke subsidiemogelijkheden te verwijderen uit het Natuurgebiedsplan.
2.4.1. Uit de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 27 november 2007 in zaak nr. 06/2373 (aangehecht) blijkt, dat het college heeft verklaard dat uitbreiding van de biotoop van de knoflookpad wenselijk is en dat het college daaraan uitvoering wil geven door het Natuurgebiedsplan in 2007 op dit punt te herzien, zodat het alsnog mogelijk wordt een duurzame biotoop voor de knoflookpad te ontwikkelen. Blijkens de aangevallen uitspraak heeft het college ter zitting toegelicht dat in het Natuurgebiedsplan zoals dat in 2006 gold voor een zeer ruim begrensd gebied subsidiemogelijkheden waren gecreëerd, hetgeen noopte tot een beperking door een meer concrete aanwijzing van gebieden, zoals bij het bestreden besluit is gebeurd. Nadien heeft het college de subsidiemogelijkheden weer verruimd met concretere begrenzingen en heeft het - voor zover hier van belang - in 2009 de gronden direct gelegen aan de voortplantingspoel van de knoflookpad begrensd als 'Nieuwe natuur'. Gegeven de beleidsvrijheid die het college, mede gelet op de financiële consequenties die de in het Natuurgebied gekozen begrenzingen voor hem kunnen hebben, heeft, valt niet in te zien dat het college niet in redelijkheid tot zijn besluit van 15 oktober 2007 heeft kunnen komen. De rechtbank is terecht ook tot die slotsom gekomen.
2.5. Tenslotte betoogt [appellant] dat hij niet heeft aangevoerd, anders dan de rechtbank heeft overwogen, dat hij herverdeling van het land wenst ter bescherming van de knoflookpad en rugstreeppad, maar dat hij heeft aangevoerd dat het verwijderen van de pakketten tot gevolg heeft dat het niet mogelijk is het aangrenzende perceel dat in eigendom is van het Bureau Beheer Landbouwgronden te gebruiken voor natuurontwikkeling.
2.5.1. Aangezien de rechtbank heeft overwogen dat de door [appellant] gewenste herverdeling van land buiten de omvang van het geding valt, heeft de rechtbank dit derhalve niet meegewogen in haar oordeel. In zoverre kan het betoog dan ook niet leiden tot het daarmee beoogde doel. Voor zover [appellant] aanvoert dat de rechtbank ten onrechte voorbij is gegaan aan zijn betoog dat het Natuurgebiedsplan voor de natuurontwikkeling ten behoeve van de habitat van de meergenoemde padden niet de mogelijkheden biedt die [appellant] wenselijk acht, leidt dit op zichzelf evenmin tot het oordeel dat het college niet in redelijkheid tot het besluit van 15 oktober 2007 heeft kunnen komen, gegeven de beleidsvrijheid die het college toekomt. In dat verband heeft het college ervoor kunnen kiezen de door het Bureau Beheer Landbouwgoederen aangekochte en nabij het perceel gelegen gronden te reserveren als ruilgrond voor agrarisch gebruik.
2.6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, voorzitter, en mr. S.F.M. Wortmann en mr. C.J. Borman, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.F.J. Bindels, ambtenaar van Staat.
w.g. Lubberdink w.g. Bindels
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 14 juli 2010
85-615.