ECLI:NL:RVS:2010:BN1138

Raad van State

Datum uitspraak
14 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200908389/1/H1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • P.B.M.J. van der Beek-Gillessen
  • J.A. Hagen
  • N.S.J. Koeman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen vrijstelling en bouwvergunning voor gezondheidszorggebouw en woongebouwen in Assen

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Assen, die op 22 september 2009 haar beroep ongegrond verklaarde. De zaak betreft een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Assen, dat op 13 februari 2008 vrijstelling en een bouwvergunning verleende aan Stichting Woningbeheer Assen voor de oprichting van een gezondheidszorggebouw en twee woongebouwen op een locatie tussen wegvak Peelo en Langbree/Zichtheugte te Assen. De appellante was van mening dat het college de omwonenden ten onrechte niet persoonlijk had geïnformeerd over het bouwplan en dat de bouwtekeningen al waren uitgewerkt voordat de inspraakavonden plaatsvonden. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 14 juli 2010 uitspraak gedaan in deze zaak.

De Afdeling overweegt dat ingevolge artikel 19a van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) en artikel 3:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) omwonenden niet persoonlijk geïnformeerd hoefden te worden. Het college heeft met toepassing van artikel 19, tweede lid, van de WRO vrijstelling verleend van het bestemmingsplan, en de Afdeling concludeert dat het college in redelijkheid deze vrijstelling heeft kunnen verlenen. De appellante heeft niet aannemelijk gemaakt dat er toezeggingen zijn gedaan door het college die haar het vertrouwen gaven dat er geen vrijstelling zou worden verleend. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond.

De uitspraak benadrukt de beleidsvrijheid van het college bij het verlenen van vrijstellingen en de noodzaak voor appellanten om hun stellingen met concrete feiten te onderbouwen. De Afdeling concludeert dat de welstandscommissie het bouwplan correct heeft beoordeeld en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200908389/1/H1.
Datum uitspraak: 14 juli 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te Assen,
tegen de uitspraak van de rechtbank Assen (hierna: de rechtbank) van 22 september 2009 in zaak nr. 08/734 in het geding tussen:
[appellante]
en
het college van burgemeester en wethouders van Assen (hierna: het college).
1. Procesverloop
Bij besluit van 13 februari 2008 heeft het college aan Stichting Woningbeheer Assen vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het oprichten van een gezondheidszorggebouw en twee woongebouwen op de locatie tussen wegvak Peelo en Langbree/Zichtheugte te Assen.
Bij besluit van 14 juli 2008 heeft het college het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 22 september 2009, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 27 oktober 2009, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 juni 2010, waar [appellante], bijgestaan door [gemachtigde], en het college, vertegenwoordigd door O.B. Coenraadts, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Op de hoek van het wegvak Peelo en het Noord-Willemskanaal voorziet het bouwplan in een huurappartementencomplex met 21 appartementen voor senioren met een oppervlakte van circa 105 m², Buitenhof genoemd. Dit gebouw bestaat uit vier, zeven en tien bouwlagen, met een hoogte van onderscheidenlijk circa 15 m, 24 m en 34,5 m.
Langs het wegvak Peelo voorziet het bouwplan in 53 huurappartementen voor senioren met een oppervlakte van circa 85 m², Binnenhof genoemd. Dit gebouw bestaat uit vijf bouwlagen met een kap en zeven bouwlagen met een kap met een hoogte van circa 15 m onderscheidenlijk circa 26 m.
Langs de Langbree en langs het Noord-Willemskanaal voorziet het bouwplan in een verpleeghuis dat plaats biedt aan circa 60 bewoners. Dit gebouw bestaat uit vier vleugels. De middelste twee vleugels bestaan uit twee bouwlagen met een kap en de andere twee vleugels bestaan uit drie bouwlagen en een kap. De hoogte van dit gebouw varieert van circa 10,5 m tot circa 13,5 m.
2.2. [appellante] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het college de omwonenden ten onrechte niet persoonlijk over het bouwplan heeft geïnformeerd. Voorts betoogt zij dat de bouwtekeningen reeds waren uitgewerkt voordat inspraakavonden werden gehouden.
2.2.1. Ingevolge artikel 19a, vierde lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO), voor zover thans van belang, is op de voorbereiding van het besluit omtrent de vrijstelling afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) van toepassing.
Ingevolge artikel 3:12, eerste lid, van de Awb geeft het bestuursorgaan voorafgaand aan de terinzagelegging in een of meer dag-, nieuws of huis-aan-huisbladen of op andere geschikte wijze kennis van het ontwerp.
2.2.2. Gelet op artikel 19a, vierde lid, van de WRO, gelezen in samenhang met artikel 3:12, eerste lid, van de Awb behoefden omwonenden niet persoonlijk te worden geïnformeerd.
Dat de bouwtekeningen reeds waren uitgewerkt voordat zij aan omwonenden werd gepresenteerd, wat daarvan zij, is voorts niet in strijd met enige rechtsregel of rechtsbeginsel.
Het betoog met betrekking tot de gevolgde procedure faalt derhalve.
2.3. Het bouwplan is in strijd met het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Marsdijk I". Het college heeft daarvan met toepassing van artikel 19, tweede lid, van de WRO vrijstelling verleend.
2.4. [appellante] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het college niet met toepassing van artikel 19, tweede lid, van de WRO vrijstelling kon verlenen voor het bouwplan. Daartoe voert zij aan dat bij het bouwplan bovenlokale belangen zijn betrokken.
2.4.1. Ingevolge artikel 19, tweede lid, van de WRO kunnen burgemeester en wethouders vrijstelling verlenen van het bestemmingsplan in door gedeputeerde staten, in overeenstemming met de inspecteur, aangegeven categorieën van gevallen. Gedeputeerde staten kunnen daarbij tevens bepalen onder welke omstandigheden vooraf een verklaring van gedeputeerde staten dat zij tegen het verlenen van vrijstelling geen bezwaar hebben, is vereist.
Ingevolge paragraaf 2.2 van het besluit van het college van gedeputeerde staten van Drenthe (hierna: het college van gedeputeerde staten) van 20 december 2005, voor zover thans van belang, maakt het college van gedeputeerde staten onderscheid tussen een algemene verklaring van geen bezwaar op basis van de procedurele fase van een ruimtelijk plan en een lijst met concrete gevallen waarin een voorafgaande verklaring van geen bezwaar niet nodig is. Bij de laatste categorie van gevallen gaat het om (bouw)projecten waarbij geen bovenlokale belangen zijn betrokken.
Hierbij gaat het om de volgende (bouw)projecten.
1. (…);
2. (…);
3. (…);
4. De bouw van woningen (inclusief bijbehorende voorzieningen ten behoeve van het wonen) en maatschappelijke voorzieningen binnen bestaand stedelijk gebied in de als streekcentrum aangemerkte kernen.
2.4.2. Anders dan [appellante] betoogt, is voor de gevallen die zijn opgesomd in paragraaf 2.2 van het besluit van het college van gedeputeerde staten van 20 december 2005 niet vereist dat daarbij geen bovenlokale belangen zijn betrokken, maar betreft dit een toelichting op deze gevallen. Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat het bouwplan valt onder de bouw van woningen (inclusief bijbehorende voorzieningen ten behoeve van het wonen) en maatschappelijke voorzieningen. [appellante] heeft dit standpunt niet bestreden. Dit betekent dat geen voorafgaande verklaring van geen bezwaar nodig is en het derhalve gaat om een (bouw)project waarbij geen bovenlokale belangen zijn betrokken. Het betoog faalt.
2.5. [appellante] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het college niet in redelijkheid vrijstelling heeft kunnen verlenen. Daartoe voert zij aan dat de plannen voor het perceel in 1986 waren dat op de locatie tussen wegvak Peelo en Langbree/Zichtheugte te Assen bebouwing zou worden verwezenlijkt voor bijzondere doeleinden met een bebouwingspercentage tussen 25 en 40%, met een hoogte van maximaal 11 m en die geen woonfunctie zou hebben. Voorts voert zij daartoe aan dat de schaduwwerking van het gebouw van 15 m, 24 m en 34,5 m hinderlijk is, met name in het voor- en najaar.
2.5.1. Voor zover [appellante] zich beroept op het vertrouwensbeginsel, faalt dit. [appellante] heeft niet aannemelijk gemaakt dat er namens het college concrete toezeggingen zijn gedaan door een daartoe bevoegd persoon, waaraan zij het in rechte te honoreren vertrouwen kon ontlenen dat het college geen vrijstelling en bouwvergunning zou verlenen voor het bouwplan.
2.5.2. In het rapport van Peutz van 3 januari 2007, waarop het college zich heeft gebaseerd, is geconcludeerd dat de realisatie van het bouwplan een zeer beperkte invloed zal hebben op het aantal mogelijke zonne-uren bij de woonbebouwing aan de oost- en zuidoostzijde van het toekomstige bouwplan. [appellante] heeft deze conclusie niet bestreden, maar is van mening dat het verlies van zonne-uren in haar tuin leidt tot een ernstige aantasting van haar woongenot. Hierin is echter in het licht van de af te wegen belangen en gegeven de hiervoor vermelde conclusie van het rapport van Peutz, geen grond gelegen voor het oordeel dat de rechtbank heeft miskend dat het college, dat in dezen een ruime mate van beleidsvrijheid toekomt, niet in redelijkheid vrijstelling voor het bouwplan heeft kunnen verlenen.
2.6. Voorts betoogt [appellante] dat de rechtbank ten onrechte geen aanleiding heeft gevonden voor het oordeel dat het college het advies van de welstandscommissie niet of niet zonder meer aan zijn besluit van 14 juli 2008 ten grondslag heeft mogen leggen. Daartoe voert zij aan dat niet duidelijk is op welke wijze de welstandscommissie het bouwplan heeft getoetst.
2.6.1. Ingevolge artikel 12, eerste lid, van de Woningwet, voor zover thans van belang, mogen het uiterlijk en de plaatsing van een bouwwerk, zowel op zichzelf als in verband met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan, niet in strijd zijn met redelijke eisen van welstand, beoordeeld naar de criteria, bedoeld in artikel 12a, eerste lid, onderdeel a.
Ingevolge artikel 12a, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Woningwet stelt de gemeenteraad een welstandsnota vast, inhoudende de beleidsregels waarin in ieder geval de criteria zijn opgenomen die burgemeester en wethouders toepassen bij hun beoordeling.
2.6.2. De welstandscommissie heeft op 16 maart 2007 positief geadviseerd over het bouwplan. Geen aanleiding bestaat om te veronderstellen dat de welstandscommissie niet heeft getoetst aan de welstandsnota van de gemeente Assen, zoals is vereist op grond van de hierboven vermelde artikelen. In hetgeen [appellante] heeft aangevoerd, is derhalve geen grond gelegen voor het oordeel dat het college het advies van 16 maart 2007 niet aan zijn besluit tot verlening van bouwvergunning ten grondslag heeft mogen leggen.
2.7. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, voorzitter, en mr. J.A. Hagen en mr. N.S.J. Koeman, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.W.J. Sloots, ambtenaar van Staat.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Sloots
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 14 juli 2010
499.