ECLI:NL:RVS:2010:BN1092

Raad van State

Datum uitspraak
14 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200909420/1/H2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek
  • T.M.A. Claessens
  • J.A. Hagen
  • M.R. Poot
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake schouwwatergang

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 29 oktober 2009, waarin het beroep van [appellant] niet-ontvankelijk werd verklaard. De zaak betreft een wijziging van een leggerbesluit door het dagelijks bestuur, waarbij een water op het perceel van [appellant] werd aangewezen als schouwwatergang. Dit besluit werd op 15 januari 2008 door het college van gedeputeerde staten van de provincie Fryslân vernietigd, waardoor de onderhoudsplicht van [appellant] verviel.

[Appellant] heeft vervolgens beroep ingesteld tegen de nietigverklaring van het besluit van 15 januari 2008 door het dagelijks bestuur. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep van [appellant] niet-ontvankelijk was, omdat er geen nieuw besluit was genomen door het dagelijks bestuur dat aanleiding gaf tot beroep. In hoger beroep heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de rechtbank terecht heeft vastgesteld dat er geen feiten of omstandigheden zijn die erop wijzen dat [appellant] een nieuw besluit had kunnen verwachten.

De Afdeling heeft het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en openbaar uitgesproken op 14 juli 2010.

Uitspraak

200909420/1/H2.
Datum uitspraak: 14 juli 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 29 oktober 2009 in zaak nr. 08/1180 in het geding tussen:
[appellant]
en
het dagelijks bestuur van het Wetterskip Fryslân.
1. Procesverloop
Bij besluit van 22 mei 2007 heeft het dagelijks bestuur een leggerbesluit gewijzigd en daarbij een water op het perceel van [appellant] aangewezen als schouwwatergang.
Bij besluit van 15 januari 2008 heeft het college van gedeputeerde staten van de provincie Fryslân het daartegen door [appellant] ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 22 mei 2007 vernietigd en bepaald dat het dagelijks bestuur de onderhoudsplicht van het desbetreffende deel van het water nader dient te bepalen.
Bij brief van 24 juni 2008 heeft [appellant] beroep ingesteld tegen het naar zijn zeggen door het dagelijks bestuur nietig verklaren van het besluit van 15 januari 2008.
Bij uitspraak van 29 oktober 2009, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door [appellant] ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 7 december 2009, hoger beroep ingesteld.
Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
Bij brieven van 16 en 17 februari 2010 hebben partijen toestemming verleend als bedoeld in artikel 8:57 van de Awb om in het geding uitspraak te doen zonder zitting. Vervolgens heeft de Afdeling bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft.
2. Overwegingen
2.1. Ter beoordeling ligt slechts voor de vraag of de rechtbank het beroep van [appellant] terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
2.2. De rechtbank heeft met juistheid vastgesteld dat het college de aanwijzing van het water op het perceel van [appellant] als schouwwatergang heeft vernietigd en dat daarmee de op [appellant] rustende onderhoudsverplichting is komen te vervallen. Niet is gebleken dat het dagelijks bestuur met betrekking tot de legger een nieuw besluit heeft genomen dan wel een besluit heeft genomen waarbij [appellant] bestuursdwang wordt aangezegd. Naar het oordeel van de Afdeling heeft [appellant] ook geen feiten of omstandigheden gesteld waardoor hij redelijkerwijs kon menen dat dit wel het geval was. Het enkele vermoeden van [appellant] is daarvoor onvoldoende. Van een besluit waartegen [appellant] beroep kan instellen is dan ook geen sprake.
Gelet hierop heeft de rechtbank het beroep van [appellant] terecht niet-ontvankelijk verklaard.
2.3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, voorzitter, en mr. T.M.A. Claessens en mr. J.A. Hagen, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Poot, ambtenaar van Staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Poot
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 14 juli 2010
362.