ECLI:NL:RVS:2010:BN1081

Raad van State

Datum uitspraak
8 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201005243/2/H1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake handhaving tegen illegaal geplaatst chalet te Giethoorn

In deze zaak heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 8 juli 2010 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening. Het college van burgemeester en wethouders van Steenwijkerland had op 10 september 2008 geweigerd handhavend op te treden tegen een chalet dat op 11 juli 2008 op het perceel Kerkweg 35 te Giethoorn was geplaatst. Dit besluit werd door de rechtbank Zwolle-Lelystad op 21 april 2010 vernietigd, waarna het college hoger beroep instelde en verzocht om een voorlopige voorziening.

Tijdens de zitting op 1 juli 2010, waar zowel het college als de besloten vennootschap Recracenter Parken B.V. aanwezig waren, werd het verzoek behandeld. De voorzitter oordeelde dat het oordeel van de rechtbank over de noodzaak van een bouwvergunning voor het chalet niet in deze voorlopige voorzieningsprocedure kon worden beoordeeld, maar in de bodemprocedure. De voorzitter concludeerde dat er een gerede kans bestond op het ontstaan van een onomkeerbare situatie als uitvoering aan de uitspraak van de rechtbank zou worden gegeven voordat de Afdeling op het hoger beroep had beslist.

Daarom werd de voorlopige voorziening toegewezen, waarbij het college werd toegestaan om geen nieuwe beslissing op de bezwaren van de partijen te nemen totdat de Afdeling op het hoger beroep had beslist. De voorzitter oordeelde dat de belangen van het college en Recracenter Parken zwaarder wogen dan die van de partijen, die geen voldoende belang hadden gesteld dat opwoog tegen de belangen van het college en Recracenter Parken. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

201005243/2/H1.
Datum uitspraak: 8 juli 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende de hoger beroepen van onder meer:
het college van burgemeester en wethouders van Steenwijkerland (hierna: het college),
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad (hierna: de rechtbank) van 21 april 2010 in zaak nr. 09/616 in het geding tussen:
[partijen] beiden wonend te Giethoorn, gemeente Steenwijkerland,
en
het college.
1. Procesverloop
Bij besluit van 10 september 2008 heeft het college geweigerd handhavend op te treden tegen een op 11 juli 2008 op het perceel Kerkweg 35 te Giethoorn, gemeente Steenwijkerland, (hierna: het perceel) geplaatst "chalet".
Bij besluit van 19 maart 2009 heeft het college de door onder meer
[partijen] daartegen gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 21 april 2010, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door [partijen] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 19 maart 2009 vernietigd en bepaald dat het college binnen zes weken opnieuw op de aldus gemaakte bezwaren beslist, met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen.
Tegen deze uitspraak heeft onder meer het college bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 27 mei 2010, hoger beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 27 mei 2010, heeft het college de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 1 juli 2010, waar het college, vertegenwoordigd door R.C.E. Barbilion en mr. M. Duursma, beiden werkzaam in dienst van de gemeente, bijgestaan door
mr. V.A. Textor, advocaat te Arnhem, en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Recracenter Parken B.V. (hierna: Recracenter Parken), vertegenwoordigd door C. Bergenvoet, bijgestaan door
mr. S. Maakal, advocaat te Heerenveen, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het college heeft verzocht de uit de uitspraak van de rechtbank voortvloeiende verplichting tot het nemen van een nieuwe beslissing op bezwaar hangende de hoger beroepen op te schorten.
2.3. Beantwoording van de vraag die partijen verdeeld houdt, of het oordeel van de rechtbank dat voor het "chalet" een bouwvergunning is vereist juist is, leent zich minder voor een beoordeling in het kader van deze voorlopige voorzieningsprocedure en dient in de bodemprocedure te geschieden. De voorzitter ziet dan ook af van een inhoudelijke behandeling van de desbetreffende beroepsgronden van het college vooruitlopend op de behandeling door de Afdeling. Ten aanzien van de vraag of in afwachting daarvan aanleiding bestaat tot het treffen van de voorlopige voorziening, zoals door het college verzocht, overweegt de voorzitter als volgt.
2.4. Ter zitting heeft het college zijn standpunt, dat het geven van uitvoering aan de uitspraak van de rechtbank - in aanmerking genomen de vaste jurisprudentie van de Afdeling ten aanzien van de beperkte mogelijkheid tot afweging van belangen bij handhavend optreden tegen illegale activiteiten - volgens het college niet anders kan betekenen dan dat het terzake handhavend dient op te treden, nader toegelicht. Deze gevolgtrekking komt de voorzitter niet onaannemelijk voor. Derhalve bestaat een gerede kans op het ontstaan van een onomkeerbare situatie, indien uitvoering moet worden gegeven aan de aangevallen uitspraak, voordat de Afdeling op de hoger beroepen zal hebben beslist. Onder die omstandigheden hebben zowel het college, als Recracenter Parken, een spoedeisend belang bij het toewijzen van de gevraagde voorziening. Daartegenover staan de belangen van [partijen], wiens belangen naar voorlopig oordeel rechtstreeks bij het besluit van 10 september 2008 zijn betrokken. Zijdens [partijen] is evenwel geen belang gesteld dat opweegt tegen voormeld belang van het college en Recracenter Parken en de voorzitter acht ook niet aannemelijk, dat zij indien zij het oordeel van de Afdeling in de bodemprocedure moeten afwachten, onevenredig nadeel lijden.
2.5. Gelet op het vorenstaande ziet de voorzitter aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat het college van burgemeester en wethouders van Steenwijkerland geen nieuwe beslissing op de door onder meer [partijen] gemaakte bezwaren hoeft te nemen voordat de Afdeling op de hoger beroepen heeft beslist.
Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.E.B. de Haseth, ambtenaar van Staat.
w.g. Polak w.g. De Haseth
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 8 juli 2010
476.