ECLI:NL:RVS:2010:BN1073

Raad van State

Datum uitspraak
14 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200909334/1/H1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering vrijstelling bestemmingsplan voor woonark aan jachthaven

In deze zaak heeft het college van burgemeester en wethouders van Wijdemeren op 19 april 2005 geweigerd om vrijstelling van het bestemmingsplan te verlenen voor de woonark van appellante, gelegen aan een jachthaven. De appellante, gevestigd in Wijdemeren, heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het college heeft dit bezwaar op 11 november 2008 ongegrond verklaard. De rechtbank Amsterdam heeft op 30 oktober 2009 het beroep van appellante tegen deze beslissing eveneens ongegrond verklaard. Hierop heeft appellante hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, dat op 3 december 2009 is ingediend.

De Raad van State heeft de zaak op 11 juni 2010 behandeld. De appellante was vertegenwoordigd door haar advocaat, mr. H.H. van Steijn, terwijl het college werd vertegenwoordigd door Y.A.M. Ekelschot. De Raad heeft overwogen dat het project voor de woonark in strijd is met het geldende bestemmingsplan, dat slechts één bedrijfswoning toestaat op de betreffende gronden. Het college heeft terecht geweigerd om vrijstelling te verlenen, omdat dit zou leiden tot de mogelijkheid van twee bedrijfswoningen, wat niet wenselijk is vanuit planologisch oogpunt.

De Raad van State heeft het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het college in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen en dat de belangenafweging die aan het besluit ten grondslag ligt, niet ondeugdelijk is. De beslissing van de Raad van State is op 14 juli 2010 openbaar uitgesproken.

Uitspraak

200909334/1/H1.
Datum uitspraak: 14 juli 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], gevestigd te [plaats], gemeente Wijdemeren,
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 30 oktober 2009
in zaak nr. 08/4643 in het geding tussen:
[appellante]
en
het college van burgemeester en wethouders van Wijdemeren.
1. Procesverloop
Bij besluit van 19 april 2005 heeft het college geweigerd om door middel van het verlenen van vrijstelling van het bestemmingsplan de woonark van [appellante] een vaste ligplaats te geven ten behoeve van permanent toezicht op het [jachthavenbedrijf], gelegen aan [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel).
Bij besluit van 11 november 2008 heeft het college het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar opnieuw ongegrond verklaard en het besluit van 19 april 2005 in stand gelaten.
Bij uitspraak van 30 oktober 2009, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 3 december 2009, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 8 januari 2010.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 juni 2010, waar [appellante], vertegenwoordigd door mr. H.H. van Steijn, advocaat te Apeldoorn, en het college, vertegenwoordigd door Y.A.M. Ekelschot, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het project voorziet in het innemen van een vaste ligplaats voor een woonboot op het perceel. Deze boot zal worden bewoond door een havenmeester met een toezichthoudende en bewakingstaak.
2.2. Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Eerste Herziening Bestemmingsplan Plassengebied" rust op de gronden waarop [appellante] het project wenst te verwezenlijken de bestemming "Jachthavenbedrijf, - Rs(b) - ".
Ingevolge artikel 12.2 is, voor zover thans van belang, op deze gronden één bedrijfswoning toegelaten.
2.3. Bij de uitspraak van 24 september 2008 (zaak nr.
200800061/1) heeft de Afdeling overwogen dat het project in strijd is met de ter plaatse geldende bestemming "Jachthavenbedrijf, - Rs(b) -".
Het college is niet bereid vrijstelling van het bestemmingsplan te verlenen teneinde voormeld project niettemin mogelijk te maken. Het stelt zich op het standpunt dat het bestemmingsplan reeds voorziet in de mogelijkheid om op het land een bedrijfswoning te realiseren.
2.4. [appellante] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het college niet in redelijkheid de verlening van vrijstelling van het bestemmingsplan voor het project heeft kunnen weigeren. Zij voert hiertoe aan dat het college de mogelijkheid heeft om als voorwaarde aan het vrijstellingsbesluit te verbinden dat zij afziet van het benutten van de mogelijkheid tot realisering van een bedrijfswoning zoals het bestemmingsplan die biedt. Daarnaast stelt [appellante] bereid te zijn om indien vrijstelling wordt verleend, een overeenkomst te ondertekenen, welke haar verplicht om van genoemde bouwmogelijkheid af te zien. Verder voert zij aan dat de rechtbank ten onrechte niet is ingegaan op haar betoog dat het college aan het besluit een ondeugdelijke belangenafweging ten grondslag heeft gelegd. De belangenafweging is ondeugdelijk, zo stelt [appellante], nu door het verlenen van de gevraagde vrijstelling geen belangen van derden worden geschaad en zij feitelijk geen ruimte heeft om op het perceel op het land een bedrijfswoning te realiseren.
2.4.1. Het beslissen op een verzoek om vrijstelling krachtens artikel 19 van de WRO betreft een bevoegdheid van - in dit geval - het college, waarbij de rechter de beslissing terughoudend moet toetsen, dat wil zeggen zich moet beperken tot de vraag of het college in redelijkheid tot zijn besluit op het verzoek om vrijstelling heeft kunnen komen.
2.4.2. De rechtbank heeft terecht overwogen dat het college in redelijkheid medewerking aan het project door middel van het verlenen van vrijstelling heeft kunnen weigeren. Daarbij heeft zij met juistheid overwogen dat het college zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat het verlenen van vrijstelling tot gevolg zal hebben dat op het perceel twee bedrijfswoningen kunnen worden gerealiseerd, hetgeen het college uit planologisch oogpunt niet wenselijk acht. Anders dan [appellante] betoogt, worden de bouwmogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, niet teniet gedaan door een aan het vrijstellingsbesluit te verbinden voorwaarde, dan wel door afspraken vastgelegd in een overeenkomst. Gelet op deze motivering, en nu de rechtbank heeft overwogen dat het de keuze van [appellante] zelf is om geen gebruik te maken van de mogelijkheid tot het realiseren van een bedrijfswoning conform het bestemmingsplan, faalt het betoog dat de rechtbank niet is ingegaan op de beroepsgrond betreffende de door het college aan het besluit ten grondslag gelegde belangenafweging.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. P.A. Offers, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.M. van Driel, ambtenaar van Staat.
w.g. Offers w.g. Van Driel
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 14 juli 2010
414-640.