ECLI:NL:RVS:2010:BN0451

Raad van State

Datum uitspraak
7 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200908795/1/H1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • R.W.L. Loeb
  • H. Troostwijk
  • P.B.M.J. van der Beek-Gillissen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bouwvergunning voor reclame-uiting aan gevel in Rotterdam

Op 21 januari 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam aan [belanghebbende] meegedeeld dat haar aanvraag om een lichte bouwvergunning voor het aanbrengen van een reclame-uiting aan de gevel van het perceel [locatie] niet in behandeling wordt genomen, omdat geen vergunning vereist is. Op 7 juli 2008 verklaarde het college het bezwaar van [appellant] ongegrond. De rechtbank Rotterdam verklaarde op 8 oktober 2009 het beroep van [appellant] ongegrond. Hiertegen heeft [appellant] hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, dat op 11 mei 2010 ter zitting werd behandeld.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State overwoog dat ingevolge artikel 1 van de Woningwet onder bouwen wordt verstaan: het plaatsen, oprichten, vernieuwen of veranderen van een bouwwerk. Artikel 40 van dezelfde wet verbiedt bouwen zonder een door burgemeester en wethouders verleende bouwvergunning, tenzij voor dat bouwen geen vergunning vereist is. [appellant] betoogde dat de rechtbank ten onrechte het standpunt van het college heeft gevolgd dat voor de reclame-uiting geen bouwvergunning nodig was, omdat het ging om verlichte letters.

De reclame-uiting bestond uit een metalen frame met neonverlichting en was aangebracht op de gevel. De Afdeling oordeelde dat het aanbrengen van de reclame-uiting, gezien de aard en omvang, niet als bouwen in de zin van de Woningwet kan worden aangemerkt. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak werd bevestigd, met verbetering van de gronden. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200908795/1/H1.
Datum uitspraak: 7 juli 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant A] en [appellant B] (hierna tezamen in enkelvoud: [appellant]), beiden wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 8 oktober 2009 in
zaak nr. 08/3305 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam.
1. Procesverloop
Op 21 januari 2008 heeft het college aan [belanghebbende] medegedeeld dat haar aanvraag om lichte bouwvergunning voor het aanbrengen van een reclame-uiting aan de gevel van het perceel [locatie] te Rotterdam (hierna: het perceel) niet in behandeling wordt genomen, omdat geen zodanige vergunning is vereist.
Bij besluit van 7 juli 2008 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 8 oktober 2009, verzonden op de volgende dag, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 17 november 2009, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft [belanghebbende] een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 mei 2010, waar [appellant A] en [appellant B] en het college, vertegenwoordigd door mr. M.C. Rolle, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Woningwet wordt, voor zover thans van belang, voor de toepassing van het bij of krachtens deze wet bepaalde onder bouwen verstaan: het plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
Ingevolge artikel 40, eerste lid, aanhef en onder a, is het verboden te bouwen zonder of in afwijking van een door burgemeester en wethouders verleende bouwvergunning, tenzij voor dat bouwen op grond van artikel 43 geen bouwvergunning is of was vereist.
2.2. [appellant] betoogt dat de rechtbank, door het standpunt van het college dat voor het aanbrengen van de reclame-uiting geen bouwvergunning is vereist, niet onjuist te achten, heeft miskend dat het gaat om verlichte rode letters.
2.2.1. De reclame-uiting bestaat uit een metalen zwart gespoten frame, waarop rode letters met daarin neonverlichting zijn aangebracht. De breedte is ongeveer 4,71 m, de hoogte ongeveer 20 cm en de diepte ongeveer 9,4 cm. Zij is aangebracht op de gevel ter hoogte van de grens tussen de begane grond en de eerste verdieping.
Het aanbrengen van de reclame-uiting is, gezien de aard en omvang ervan, geen bouwen in de zin van artikel 1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Woningwet. De rechtbank heeft terecht, zij het op andere gronden, hiervoor geen bouwvergunning nodig geacht.
Het betoog faalt.
2.3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient, zij het met verbetering van de gronden waarop deze rust, te worden bevestigd.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, voorzitter, mr. H. Troostwijk en mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillissen, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. van Heusden, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb w.g. Van Heusden
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 7 juli 2010
163-640.