ECLI:NL:RVS:2010:BN0424

Raad van State

Datum uitspraak
29 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201001219/2/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake bestemmingsplan Dongen Buitengebied en zorgboerderij

Op 8 december 2009 heeft het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant een aanwijzing gegeven aan de raad van de gemeente Dongen, waarbij het plandeel met de bestemming "Maatschappelijk (M)" met aanduidingen zoals "zorgboerderij (zbo)" en "bedrijfswoning (bw)" niet langer deel uitmaakt van het bestemmingsplan "Dongen Buitengebied". Dit besluit werd aangevochten door [Zorgaccommodatie], die op 3 februari 2010 een verzoek om voorlopige voorziening indiende bij de Raad van State. De voorzitter heeft het verzoek op 25 mei 2010 ter zitting behandeld, waarbij [Zorgaccommodatie] werd vertegenwoordigd door [verzoeker A] en [verzoeker B], bijgestaan door mr. R.G.L. van de Ven. Het college werd vertegenwoordigd door mr. A.J.A.M. van de Laar, en de raad door mr. A.A.M. van der Aa en ing. M.C. Gorissen.

De voorzitter oordeelde dat het verzoek om voorlopige voorziening moest worden afgewezen. De reden hiervoor was dat het betrokken perceel in het buitengebied ligt en de gewenste zorgboerderij als een nieuwvestiging van een niet-agrarische functie moet worden aangemerkt. De voorzitter concludeerde dat er onvoldoende aanleiding was om de aanwijzing te schorsen, mede gezien de belangen van omwonenden die zienswijzen tegen het ontwerpplan hadden ingediend. Het treffen van een voorlopige voorziening zou onomkeerbare gevolgen kunnen hebben, terwijl het niet uitgesloten was dat het standpunt van het college in de bodemprocedure stand zou houden. De voorzitter besloot het verzoek van [Zorgaccommodatie] af te wijzen en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201001219/2/R3.
Datum uitspraak: 29 juni 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker A] en [verzoeker B], handelend onder de naam [Zorgaccommodatie], gevestigd te [plaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 8 december 2009 heeft het college besloten aan de raad van de gemeente Dongen een aanwijzing te geven, die er - voor zover hier van belang - toe strekt dat het plandeel met de bestemming "Maatschappelijk (M)" met de aanduidingen "zorgboerderij (zbo)", "bedrijfswoning (bw)" en "specifieke vorm van maatschappelijk logeergebouw" met betrekking tot het perceel [locatie] geen deel blijft uitmaken van het bestemmingsplan "Dongen Buitengebied", zoals dat door de raad bij besluit van 5 november 2009 is vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft onder meer [Zorgaccommodatie] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 3 februari 2010, beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 3 februari 2010, heeft [Zorgaccommodatie] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dongen en [Zorgaccommodatie] hebben nadere stukken in het geding gebracht.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 25 mei 2010, waar [Zorgaccommodatie], vertegenwoordigd door [verzoeker A] en [verzoeker B], bijgestaan door mr. R.G.L. van de Ven, gemachtigde, en het college, vertegenwoordigd door mr. A.J.A.M. van de Laar, werkzaam bij de provincie, zijn verschenen. Voorts is de raad, vertegenwoordigd door mr. A.A.M. van der Aa, werkzaam bij Juridisch Adviesbureau Van der Aa B.V. en ing. M.C. Gorissen, werkzaam bij de gemeente, als partij gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. In het bestemmingsplan is aan het perceel [locatie] de bestemming "Maatschappelijk (M)" met de aanduidingen "zorgboerderij (zbo)", "bedrijfswoning (bw)" en "specifieke vorm van maatschappelijk logeergebouw" toegekend ten behoeve van de realisering van een zorgboerderij voor kinderen met onder meer autisme-spectrumstoornissen.
2.3. Ingevolge artikel 3.8, zesde lid, eerste volzin, van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro), voor zover hier van belang, kan het college van gedeputeerde staten, onverminderd andere aan hem toekomende bevoegdheden, met betrekking tot een onderdeel van het vastgestelde bestemmingsplan waarover het college van gedeputeerde staten een zienswijze over het ontwerp naar voren heeft gebracht, aan de gemeenteraad een aanwijzing geven als bedoeld in artikel 4.2, eerste lid, van de Wro, ertoe strekkende dat dat onderdeel geen deel blijft uitmaken van het bestemmingsplan zoals het is vastgesteld. Ingevolge de derde volzin vermeldt het college van gedeputeerde staten in de redengeving de aan het besluit ten grondslag liggende feiten, omstandigheden en overwegingen die de provincie beletten het provinciaal belang met inzet van andere aan hem toekomende bevoegdheden te beschermen.
2.4. De aanwijzing strekt ertoe dat de in 2.2. vermelde bestemming geen deel blijft uitmaken van het plan. Blijkens de stukken en het verhandelde ter zitting heeft het college hieraan ten grondslag gelegd dat volgens het provinciale beleid in de Paraplunota ruimtelijke ordening niet-agrarische activiteiten in beginsel niet in het buitengebied maar in stedelijk gebied thuishoren en dat voormalig agrarische bedrijfslocaties zoals waarvan hier sprake is weliswaar onder bepaalde voorwaarden voor niet aan het buitengebied gebonden bedrijvigheid mogen worden benut, maar dat de raad een toetsing aan die voorwaarden ten onrechte achterwege heeft gelaten. Het college heeft in dat verband met name gewezen op de eis dat in dergelijke gevallen vast moet staan dat de locatie niet kan worden gebruikt voor de opvang van te verplaatsen agrarische bedrijven en dat overtollige bebouwing moet worden gesloopt. Voorts is er ter zitting op gewezen dat het daarbij moet gaan om kleinschalige activiteiten die passen in het buitengebied.
2.5. De [Zorgaccommodatie] betoogt dat de aanwijzing in strijd is met de Wro. Zij voert daartoe onder meer aan dat de aanwijzingsbevoegdheid ten onrechte niet als laatste redmiddel is ingezet, omdat het college het gestelde provinciale belang ook met inzet van andere bevoegdheden had kunnen beschermen. Voorts heeft het college volgens haar in het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd waarom de in geding zijnde bestemming zich niet verdraagt met het provinciaal belang.
2.6. De voorzitter stelt vast dat het betrokken perceel ligt in het buitengebied van de gemeente Dongen en dat de gewenste zorgboerderij uit planologisch oogpunt moet worden aangemerkt als een nieuwvestiging van een niet-agrarische functie in het buitengebied, waarvoor op grond van het onder 2.4 vermelde provinciale beleid bepaalde voorwaarden gelden. Hoewel ter zitting is gebleken dat het college de vestiging van een zorgboerderij op het perceel onder bepaalde voorwaarden niet geheel uitgesloten acht, gelet ook op de ligging van het perceel [locatie] tussen bestaande woningen, waardoor - naar door het college is erkend - de hervestiging van een agrarisch bedrijf ter plaatse niet goed denkbaar lijkt, bestaat onvoldoende aanleiding tot het treffen van een voorlopige voorziening. Met een schorsing van het aanwijzingsbesluit is [Zorgaccommodatie] niet gebaat. Het treffen van een voorziening dat de bestemming "Maatschappelijk (M)" met de aanduidingen "zorgboerderij (zbo)", "bedrijfswoning (bw)" en "specifieke vorm van maatschappelijk logeergebouw" voor genoemd perceel moet worden geacht deel uit te maken van het bestemmingsplan "Dongen Buitengebied" zoals dat is vastgesteld, zou naar het oordeel van de voorzitter te verstrekkend zijn, mede in aanmerking genomen de belangen van omwonenden, die een zienswijze tegen het ontwerpplan hebben ingediend. Ten gevolge van een dergelijke voorlopige voorziening zouden onomkeerbare gevolgen kunnen ontstaan, terwijl niet kan worden uitgesloten dat het standpunt van het college in de bodemprocedure in stand zal blijven.
2.7. Gelet hierop dient het verzoek van [Zorgaccommodatie] te worden afgewezen.
2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. N.T. Zijlstra, ambtenaar van Staat.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Zijlstra
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 29 juni 2010
240.