ECLI:NL:RVS:2010:BN0253
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Lubberdink
- N. Walcott Oliai
- H.H.C. Visser
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van de minister van Justitie tegen uitspraak rechtbank inzake verblijfsvergunning asiel
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van de minister van Justitie tegen een uitspraak van de rechtbank 's Gravenhage, nevenzittingsplaats 's Hertogenbosch, die op 26 maart 2010 werd gedaan. De rechtbank had de aanvraag van de vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen door de staatssecretaris van Justitie op 13 augustus 2009. De rechtbank verklaarde het beroep van de vreemdeling gegrond en vernietigde het besluit van de minister, met de opdracht om een nieuw besluit te nemen in overeenstemming met de overwegingen van de rechtbank.
De minister heeft op 3 mei 2010 hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. De termijn voor het indienen van het hoger beroepschrift begon op 2 april 2010 en eindigde op 29 april 2010. Het hoger beroepschrift werd echter pas op 3 mei 2010 ingediend, wat betekent dat het niet tijdig was. De minister voerde aan dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was, omdat de uitspraak formeel op 4 april 2010 was verzonden. De Raad van State oordeelde echter dat de minister de uitspraak op 1 april 2010 per fax had ontvangen, en dat er geen verwarring kon zijn over de aanvang en beëindiging van de termijn voor het indienen van het hoger beroepschrift.
De Raad van State verklaarde het hoger beroep niet ontvankelijk en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af. Tevens werd de minister veroordeeld tot vergoeding van proceskosten aan de vreemdeling, tot een bedrag van € 437,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak werd gedaan door de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, mr. H.G. Lubberdink, in tegenwoordigheid van mr. N. Walcott Oliai, ambtenaar van Staat, en werd openbaar uitgesproken op 18 juni 2010.