200909946/1/H3.
Datum uitspraak: 30 juni 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats], en anderen,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen van 18 november 2009 in zaak nr. 09/68 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Montferland.
Bij besluit van 24 juni 2008 heeft het college de Waalseweg te Wijnbergen gesloten verklaard voor gemotoriseerd verkeer met uitzondering van bestemmingsverkeer (hierna: het verkeersbesluit).
Bij besluit van 16 december 2008 heeft het college het door [appellant] en anderen daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 18 november 2009, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door [appellant] en anderen daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [appellant] en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 22 december 2009, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 mei 2010, waar [appellant] en anderen, vertegenwoordigd door [gemachtigden], en het college, vertegenwoordigd door P.J.H. Verstraelen en drs. C. Poels, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 voor zover thans van belang, kunnen de krachtens deze wet vastgestelde regels strekken tot:
a. het verzekeren van de veiligheid op de weg;
b. het beschermen van weggebruikers en passagiers;
Ingevolge artikel 15, eerste lid, geschiedt de plaatsing of verwijdering van de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen verkeerstekens en onderborden, voor zover daardoor een gebod of een verbod ontstaat of wordt gewijzigd, krachtens een verkeersbesluit.
Ingevolge artikel 18, derde lid, worden bij algemene maatregel van bestuur regels vastgesteld omtrent de eisen waaraan verkeersbesluiten dienen te voldoen alsmede omtrent de totstandkoming en de inwerkingtreding van die besluiten.
Ingevolge artikel 21 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer vermeldt de motivering van het verkeersbesluit in ieder geval welke doelstelling of doelstellingen met het verkeersbesluit worden beoogd. Daarbij wordt aangegeven welke van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de wet genoemde belangen ten grondslag liggen aan het verkeersbesluit. Indien tevens andere van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de wet genoemde belangen in het geding zijn, wordt voorts aangegeven op welke wijze de belangen tegen elkaar zijn afgewogen.
2.2. Met het in bezwaar gehandhaafde verkeersbesluit heeft het college beoogd een maatregel te treffen om de veiligheid van met name fietsers op de Waalseweg te verbeteren. Aan dit verkeersbesluit heeft het college onder meer ten grondslag gelegd dat uit verkeerstellingen blijkt dat de verkeersintensiteit tijdens de spitsperioden te hoog is voor een weg als de Waalseweg, hetgeen inhoudt dat tijdens spitsperioden teveel sluipverkeer gebruik maakt van de Waalseweg. Voorts is geconstateerd dat bestuurders van motorvoertuigen op deze weg vaak harder dan met de maximaal toegestane snelheid rijden. Volgens het college zorgen deze omstandigheden voor verkeersonveilige situaties op de Waalseweg voor met name fietsers.
2.3. [appellant] en anderen komen op tegen het oordeel van de rechtbank dat geen onevenwichtige belangenafweging heeft plaatsgevonden.
De rechtbank heeft volgens [appellant] en anderen ten onrechte overwogen dat het verkeersbesluit de veiligheid van fietsers op de Waalseweg bevordert, nu deze weg niet vaak door fietsers wordt gebruikt. Ook blijkt uit de verkeerstellingen dat het sluipverkeer dat gebruik maakt van de Waalseweg, vergeleken met voorgaande jaren, substantieel is verminderd. Daarnaast zal de verkeersveiligheid ook kunnen worden bevorderd door de maximaal toegestane snelheid op de Waalseweg te verlagen naar 60 km/uur, aldus [appellant] en anderen.
Voorts heeft de rechtbank ten onrechte overwogen dat het college aannemelijk heeft kunnen achten dat het sluipverkeer na uitvoering van het verkeersbesluit, de wegen waaraan zij wonen (hierna: de binnenwegen) in overwegende mate zal blijven vermijden, aldus [appellant] en anderen. Hiertoe voeren zij aan dat algemeen bekend is dat een bestuurder zijn weg zal willen vervolgen, ondanks de wetenschap dat vorengenoemde wegen ongeschikt zijn om met motorvoertuigen te berijden.
Ten slotte heeft de rechtbank volgens [appellant] en anderen ten onrechte overwogen dat het college voldoende heeft gemotiveerd waarom de door hen aangedragen alternatieven niet toereikend of wenselijk zijn. De door het college ter zitting bij de rechtbank gegeven motivering dat deze alternatieven budgettair niet verantwoord zijn, is onvoldoende, aldus [appellant] en anderen.
2.4. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer in de uitspraak van 17 september 2008 in zaak nr.
200800464/1), komt het college bij het nemen van een verkeersbesluit een ruime beoordelingsmarge toe. Het is aan het college om alle verschillende bij het nemen van een dergelijk besluit betrokken belangen tegen elkaar af te wegen. De rechter zal zich bij de beoordeling van een dergelijk besluit terughoudend moeten opstellen en slechts dienen te toetsen of het besluit strijdig is met wettelijke voorschriften, dan wel of sprake is van zodanige onevenwichtigheid in de afweging van de betrokken belangen, dat het bestuursorgaan niet in redelijkheid tot dat besluit heeft kunnen komen.
2.5. De Afdeling is met de rechtbank van oordeel dat zich in dit geval niet een zodanige onevenwichtigheid in de afweging van de betrokken belangen voordoet dat het college niet in redelijkheid tot het bestreden verkeersbesluit heeft kunnen komen.
Voor zover [appellant] en anderen hebben gesteld dat fietsers weinig van de Waalseweg gebruik maken, wordt overwogen dat het college zich op het standpunt heeft mogen stellen dat het getelde aantal fietsers dat van de Waalseweg gebruik maakt, niet verwaarloosbaar klein is. De omstandigheid dat uit de verkeerstellingen is gebleken dat sinds 2006 het sluipverkeer dat van de Waalseweg gebruik maakt enigermate is afgenomen, laat onverlet dat uit de verkeerstellingen eveneens kan worden afgeleid dat tijdens de spitsperioden nog steeds teveel sluipverkeer van de Waalseweg gebruik maakt. Daarnaast heeft het college het enkel instellen van een maximumsnelheid van 60 km/uur op de Waalseweg, zoals [appellant] en anderen voorstaan, onvoldoende doelmatig mogen achten om de verkeersveiligheid op die weg te waarborgen, aangezien te verwachten is dat die maximumsnelheid geregeld zal worden overtreden, hetgeen thans reeds het geval is bij een toegestane maximumsnelheid van 80 km/uur.
Voorts heeft de rechtbank, gelet op de aanwezigheid van de N317 en de A18 in de directe omgeving en de omstandigheid dat de binnenwegen smal zijn en worden gekenmerkt door vele bochten en kruispunten, met juistheid overwogen dat het college aannemelijk heeft mogen achten dat het sluipverkeer na geslotenverklaring van de Waalseweg, de binnenwegen in overwegende mate zal blijven vermijden.
De omstandigheid dat niet is gekozen voor een van de door [appellant] en anderen genoemde alternatieven maakt het genomen verkeersbesluit niet onrechtmatig, gelet op de verrichte belangenafweging en de op de gekozen maatregel toegespitste motivering.
2.6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. W. Konijnenbelt, voorzitter, en mr. J.H. van Kreveld en mr. J.A. Hagen, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.M.M. de Leeuw-van Zanten, ambtenaar van Staat.
w.g. Konijnenbelt w.g. De Leeuw-van Zanten
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 30 juni 2010