ECLI:NL:RVS:2010:BM9330
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Lubberdink
- T.M.A. Claessens
- R. van der Spoel
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing asielaanvraag en contra-expertise
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Zwolle, die op 18 december 2009 het beroep van de vreemdeling gegrond verklaarde en het besluit van de staatssecretaris van 5 december 2008 vernietigde. De vreemdeling had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze was afgewezen. De staatssecretaris stelde dat de vreemdeling niet tijdig had aangegeven wanneer een contra-expertise zou worden overgelegd, waardoor hij niet ten onrechte had besloten om niet op de contra-expertise te wachten. De rechtbank had echter overwogen dat het besluit in strijd met de vereiste zorgvuldigheid tot stand was gekomen, wat de staatssecretaris betwistte.
De Raad van State oordeelde dat de vreemdeling, ondanks het niet verlenen van uitstel door de staatssecretaris, zelf verantwoordelijk was voor het tijdig informeren van de staatssecretaris over de beschikbaarheid van het rapport van de contra-expertise. De vreemdeling had niet kunnen aangeven binnen welke termijn het rapport gereed zou zijn, wat de staatssecretaris in staat stelde om zijn besluitvorming voort te zetten. De Raad van State vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep gegrond, waarbij de zaak werd terugverwezen naar de rechtbank voor verdere behandeling.
De Raad van State benadrukte dat de rechtbank moet beoordelen of de vreemdeling tijdig heeft aangetoond dat een contra-expertise zou worden uitgevoerd en of de resultaten daarvan, ondanks inspanningen van de vreemdeling, niet eerder beschikbaar konden zijn. Tevens moet de rechtbank de proceskosten in hoger beroep vaststellen en beslissen over de vergoeding daarvan.