ECLI:NL:RVS:2010:BM8831

Raad van State

Datum uitspraak
23 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200910121/1/H2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurtoeslag 2007 en terugvordering door de Belastingdienst

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 12 november 2009, waarin het beroep van [appellant] tegen het besluit van de Belastingdienst over de huurtoeslag 2007 ongegrond werd verklaard. De Belastingdienst had op 30 juni 2009 de huurtoeslag voor 2007 vastgesteld op € 445,00 en een terugvordering van € 1.875,00 ingesteld wegens teveel uitbetaald voorschot. De rechtbank oordeelde dat [appellant] niet voldeed aan de voorwaarden voor huurtoeslag, omdat zijn partner een vreemdeling was zonder rechtmatig verblijf, zoals bepaald in de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir).

Tijdens de zitting van de Raad van State op 9 juni 2010, waar [appellant] werd bijgestaan door zijn advocaat, werd het hoger beroep behandeld. [appellant] voerde aan dat het besluit in strijd was met het gelijkheidsbeginsel, omdat hij voor de Wet werk en bijstand als alleenstaande werd aangemerkt. De rechtbank had echter al overwogen dat de voorwaarden voor huurtoeslag anders zijn dan die voor bijstand en dat er geen sprake was van gelijke gevallen.

De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep ongegrond was. De rechtbank had terecht vastgesteld dat [appellant] niet aan de voorwaarden voor huurtoeslag voldeed en dat de terugvordering van de Belastingdienst rechtmatig was. De Raad van State wees erop dat de wetgeving rondom huurtoeslag en bijstand verschillende criteria hanteert, waardoor de situatie van [appellant] niet gelijkgesteld kan worden aan die van andere alleenstaanden.

De beslissing van de Raad van State werd uitgesproken in naam der Koningin, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

200910121/1/H2.
Datum uitspraak: 23 juni 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 12 november 2009 in zaak nr. 09/8029 in het geding tussen:
[appellant]
en
Belastingdienst/Toeslagen.
1. Procesverloop
Bij besluit van 30 juni 2009 heeft de Belastingdienst de huurtoeslag 2007 voor [appellant] op € 445,00 vastgesteld en het teveel uitbetaalde voorschot huurtoeslag over dat jaar ten bedrage van € 1.875,00 teruggevorderd.
Bij mondelinge uitspraak van 12 november 2009, waarvan het proces-verbaal is verzonden op 26 november 2009, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 23 december 2009, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 25 januari 2010.
De Belastingdienst heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak, gelijktijdig met zaak nr.
200910115/1/H2, behandeld ter zitting van 9 juni 2010, waar [appellant], in persoon en bijgestaan door mr. M. Spek, advocaat te 's-Gravenhage, en de Belastingdienst, vertegenwoordigd door mr. B.M.A. van Eck, werkzaam bij de Belastingdienst, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 9, tweede lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: de Awir) heeft de belanghebbende geen aanspraak op een tegemoetkoming, ingeval de partner van de belanghebbende een vreemdeling is die niet rechtmatig verblijf houdt in de zin van artikel 8 van de Vreemdelingenwet 2000.
Ingevolge artikel 16, eerste lid, verleent de Belastingdienst de belanghebbende een voorschot tot het bedrag waarop de tegemoetkoming vermoedelijk zal worden vastgesteld, indien de tegemoetkoming naar verwachting niet binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag zal worden toegekend.
Ingevolge artikel 24, tweede lid, worden voorschotten verrekend met de tegemoetkoming, indien deze zijn verleend.
Ingevolge het derde lid kan de in het tweede lid bedoelde verrekening leiden tot een terug te vorderen bedrag.
Ingevolge artikel 26 is de belanghebbende het bedrag van de terugvordering in zijn geheel verschuldigd, indien een herziening van een tegemoetkoming of een herziening van een voorschot leidt tot een terug te vorderen bedrag dan wel een verrekening van een voorschot met een tegemoetkoming daartoe leidt.
2.2. De rechtbank heeft onder verwijzing naar de uitspraken van de Afdeling van 22 juli 2009 in zaak nrs.
200808882/1en
200808884/1overwogen dat uit de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 16 van de Awir kan worden afgeleid dat een verleend voorschot kan worden herzien indien na de verlening blijkt dat dit tot een te hoog of te laag bedrag is toegekend en dat aan de omstandigheid dat in het aanvraagformulier huurtoeslag niet naar de verblijfsstatus van de partner is gevraagd dan ook niet het gerechtvaardigd vertrouwen kan worden ontleend dat het voorschot niet kan worden herzien. Verder heeft de rechtbank overwogen dat het beroep van [appellant] op het gelijkheidsbeginsel faalt, nu van gelijke gevallen geen sprake is.
2.3. Ter zitting heeft [appellant] de hoger beroepsgrond dat het besluit van 30 juni 2009 in strijd is met artikel 20 van de Grondwet ingetrokken.
2.4. De rechtbank heeft overwogen dat niet in geschil is dat [appellant] niet aan de voorwaarden voor toekenning van huurtoeslag voldoet. [appellant] is in hoger beroep daartegen niet opgekomen, zodat hiervan wordt uitgegaan.
2.5. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het gelijkheidsbeginsel is geschonden. Hij voert hiertoe aan dat hij voor de Wet werk en bijstand (hierna: de WWB) wel als alleenstaande wordt aangemerkt en recht heeft op bijstand, maar in de regeling over huurtoeslag niet als alleenstaande wordt aangemerkt en ten onrechte geen recht heeft op huurtoeslag. [appellant] voert aan dat hij behandeld moet worden als iedere andere alleenstaande Nederlander.
2.5.1. Dit betoog faalt. [appellant] is geen alleenstaande en wordt in de Awir ook niet als alleenstaande aangemerkt. Ingevolge artikel 9, tweede lid, van de Awir heeft hij dan ook geen recht op huurtoeslag. Dat [appellant] op grond van de WWB recht heeft op bijstand maakt dit niet anders. De WWB is een andere regeling waarvoor andere voorwaarden gelden. De rechtbank heeft terecht en op goede gronden overwogen dat van gelijke gevallen geen sprake is.
2.6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.F.J. Bindels, ambtenaar van Staat.
w.g. Bijloos w.g. Bindels
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 23 juni 2010
85-630.