ECLI:NL:RVS:2010:BM7777

Raad van State

Datum uitspraak
16 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200906837/1/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.W.L. Simons-Vinckx
  • S.H. Nienhuis
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan 'Binnenstad Woerden' en de rechtsgeldigheid van de vaststelling

Op 6 juli 2009 heeft de raad van de gemeente Woerden het bestemmingsplan 'Binnenstad Woerden' vastgesteld. Dit besluit werd aangevochten door appellanten, die bij de Raad van State beroep instelden op 4 september 2009. De zaak werd behandeld door een enkelvoudige kamer op 11 mei 2010, waarbij appellanten werden bijgestaan door hun advocaat, mr. D.S.P. Fransen, en de raad werd vertegenwoordigd door A. Lacroix. De appellanten voerden aan dat de raad het plan had vastgesteld zonder hen voldoende inspraak te bieden en dat de vastgestelde bestemming 'Maatschappelijk' voor het perceel in kwestie niet overeenkwam met de oorspronkelijke ontwerpplannen. Ze stelden dat de begripsomschrijving van 'beperkte dienstverlening' in de planregels te ruim was en dat dit hun woongenot en privacy zou aantasten door mogelijke geluidsoverlast en parkeerproblemen.

De Raad van State overwoog dat de raad wijzigingen aan het plan mocht aanbrengen, zolang deze niet zo groot waren dat er sprake was van een wezenlijk ander plan. De Raad concludeerde echter dat de wijzigingen in dit geval niet in overeenstemming waren met de bedoelingen van de raad, en dat de vaststelling van het plan in strijd was met de zorgvuldigheidseisen en het rechtszekerheidsbeginsel. De Raad verklaarde het beroep gegrond en vernietigde het besluit van de raad van de gemeente Woerden voor het plandeel met de bestemming 'Maatschappelijk'. De raad werd opgedragen om binnen vier maanden een nieuw besluit te nemen, zonder dat een nieuw ontwerp ter inzage gelegd hoefde te worden. Tevens werd de raad veroordeeld tot vergoeding van proceskosten aan de appellanten.

Uitspraak

200906837/1/R2.
Datum uitspraak: 16 juni 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten], allen wonend te Woerden,
en
de raad van de gemeente Woerden,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 6 juli 2009, kenmerk no. 09R.00144, heeft de raad van de gemeente Woerden het bestemmingsplan "Binnenstad Woerden" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellanten] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 4 september 2009, beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellanten] hebben een nader stuk ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 mei 2010, waar [appellanten], bijgestaan door mr. D.S.P. Fransen, advocaat te Den Haag, en de raad, vertegenwoordigd door A. Lacroix, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is de Stichting Hoog in Woerden, vertegenwoordigd door [gemachtigde], daar als partij gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het plan voorziet in een geactualiseerde en grotendeels conserverende planologische regeling voor de binnenstad van Woerden.
2.2. Het beroep van [appellanten] is gericht tegen de vaststelling van het plandeel met de bestemming "Maatschappelijk" voor zover het betreft het perceel [locatie] te Woerden met de bijbehorende begripsbepaling in de planregels. [appellanten], woonachtig in de onmiddellijke nabijheid van dit perceel, voeren aan dat de raad het plan op dit punt in afwijking van het ontwerp heeft vastgesteld, zonder hen daarover reële inspraak te bieden.
Verder betogen zij dat, gelet op de redactie van de bepaling, uit artikel 7 van de planregels voorvloeit dat ook andere soorten gebruik van de op het perceel aanwezige monumentale watertoren mogelijk zal zijn dan alleen de "beperkte dienstverlening" waarin artikel 7, eerste lid, aanhef en onder d, voorziet. Dit correspondeert naar zij stellen niet met de bedoeling van de raad zoals blijkt uit de zienswijzennota en de plantoelichting. Bovendien staat volgens [appellanten] de begripsomschrijving in artikel 1, onder l, van de planregels van de term ‘beperkte dienstverlening’ ten onrechte een veelheid aan activiteiten toe en is deze op onderdelen tegenstrijdig met artikel 7 van de planregels.
Voorts betogen zij dat ten gevolge van het plan op dit punt hun woongenot en de privacy zal worden aangetast.
Daarnaast heeft de bestemming volgens hen een verkeersaantrekkende werking met parkeerproblemen en geluidsoverlast als gevolg en heeft de raad hiernaar ten onrechte geen onderzoek gedaan. De privaatrechtelijke afspraken met de initiatiefnemer geven naar zij stellen onvoldoende waarborgen.
2.3. De raad stelt zich op het standpunt dat het plan binnen de bestemming "Maatschappelijk" ter plaatse voorziet in een maatbestemming voor de watertoren, die aansluit bij het beoogde gebruik van de exploitant. Volgens de raad is rekening gehouden met de in de nabijheid van de watertoren gelegen woningen, door op de in geding zijnde gronden alleen te voorzien in gebruiksvormen die in een woonomgeving aanvaardbaar zijn en wat milieuhinder betreft passen in een stedelijke omgeving. Verder zouden met de exploitant afspraken zijn gemaakt over de maatregelen die overlast, zoals zicht vanuit de watertoren op de percelen van [appellanten], van het gebruik van de watertoren moeten beperken.
Wat de verkeersaantrekkende werking betreft, verwacht de raad niet dat het plan op dit punt een zodanige verkeerstoename met zich brengt dat dit de bereikbaarheid en de toegankelijkheid van de percelen van [appellanten] aantast.
2.4. De Afdeling overweegt dat de raad bij de vaststelling van het plan daarin wijzigingen kan aanbrengen ten opzichte van het ontwerp. Slechts indien de afwijkingen van het ontwerp naar aard en omvang zodanig groot zijn dat een wezenlijk ander plan is vastgesteld, dient de wettelijke procedure opnieuw te worden doorlopen.
2.4.1. Vaststaat dat de raad in dit geval het plan heeft vastgesteld met een aantal wijzigingen. Deze afwijkingen van het ontwerp zijn naar aard en omvang niet zo groot dat geoordeeld moet worden dat een wezenlijk ander plan voorligt. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat in het ontwerpplan reeds was voorzien in de bestemming "Maatschappelijk" voor het in geding zijnde perceel. Voorts zijn [appellanten] uitvoerig betrokken bij de voorbereiding van het (ontwerp)plan.
2.5. De voor "Maatschappelijk" aangewezen gronden zijn ingevolge artikel 7, eerste lid, van de planregels bestemd voor een aantal aldaar opgesomde functies, waaronder, onder d genoemd, beperkte dienstverlening, uitsluitend ter plaatse van het in geding zijnde perceel. De opsomming in artikel 7, eerste lid, is cumulatief, zodat, anders dan de raad betoogt, de gronden ter plaatse van het in geding zijnde perceel voor alle in artikel 7, eerste lid, genoemde functies kunnen worden gebruikt. Gelet op de nota van beantwoording zienswijzen bestemmingsplan Binnenstad Woerden, de staat van wijzigingen bestemmingsplan Binnenstad Woerden, het verweerschrift alsmede het verhandelde ter zitting, stond de raad ter plaatse echter een maatbestemming voor ogen. Het plan komt op dit punt dan ook niet overeen met hetgeen de raad heeft beoogd.
Ter zitting is eveneens gebleken dat de ruime begripsomschrijving van hetgeen in het plan wordt verstaan onder ‘beperkte dienstverlening’ in artikel 1, onder l, van de planregels niet in overeenstemming is met de door de raad beoogde beperkte gebruiksmogelijkheden van de watertoren.
Voorts is artikel 1, onder l, van de planregels op onderdelen tegenstrijdig met artikel 7, eerste lid, van de planregels. Zo is ingevolge artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a, van de planregels een kinderdagverblijf mogelijk op het in geding zijnde perceel, terwijl artikel 1, onder l, van de planregels deze functie ter plaatse uitsluit, hetgeen rechtsonzekerheid met zich brengt.
2.6. De conclusie is dat hetgeen [appellanten] hebben aangevoerd aanleiding geeft voor het oordeel dat het bestreden besluit voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Maatschappelijk" voor zover het betrekking heeft op het perceel [locatie] en artikel 1, onder l, van de planregels is genomen in strijd met de bij het voorbereiden van een besluit te betrachten zorgvuldigheid en is vastgesteld in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel. Het beroep is reeds hierom gegrond. Het bestreden besluit dient in zoverre wegens strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) en het rechtszekerheidsbeginsel te worden vernietigd. De overige gronden behoeven derhalve geen bespreking.
2.7. Gelet op het voorgaande zal de Afdeling de raad opdragen om binnen vier maanden na verzending van deze uitspraak een nieuw besluit tot vaststelling van het plan voor het plandeel dat betrekking heeft op het perceel [locatie] te nemen en dit besluit vervolgens op de wettelijk voorgeschreven wijze en binnen de daarvoor geldende termijn bekend te maken en mede te delen.
De Afdeling ziet in dit geval aanleiding overeenkomstig artikel 8:72, vierde lid, aanhef en onder b, van de Awb te bepalen dat de voorbereiding van het nieuwe besluit tot vaststelling van het plan voor het plandeel dat betrekking heeft op het perceel [locatie] niet overeenkomstig afdeling 3.4 van de Awb hoeft te geschieden. Dit betekent in dit geval dat de raad een besluit tot vaststelling kan nemen, zonder dat hieraan voorafgaand een ontwerpbestemmingsplan ter inzage behoeft te worden gelegd.
2.8. De raad dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Woerden van 6 juli 2009, kenmerk no. 09R.00144, voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Maatschappelijk" voor zover het betrekking heeft op het perceel [locatie] te Woerden en artikel 1, onder l, van de planregels;
III. draagt de raad van de gemeente Woerden op om binnen vier maanden na de verzending van deze uitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen een nieuw besluit tot vaststelling van het plan voor de onderdelen genoemd onder II te nemen en dit vervolgens op de wettelijk voorgeschreven wijze en binnen de daarvoor geldende termijn bekend te maken en mede te delen;
IV. bepaalt dat het nieuwe besluit voor zover het betrekking heeft op de onderdelen genoemd onder II niet overeenkomstig de eisen bedoeld in afdeling 3.4 van de Awb hoeft te geschieden;
V. veroordeelt de raad van de gemeente Woerden tot vergoeding van bij [appellanten] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen;
VI. gelast dat de raad van de gemeente Woerden aan [appellanten] het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 150,00 (zegge: honderdvijftig euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen.
Aldus vastgesteld door mr. M.W.L. Simons-Vinckx, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S.H. Nienhuis, ambtenaar van Staat.
w.g. Simons-Vinckx w.g. Nienhuis
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 16 juni 2010
466-573.