200905416/1/R1.
Datum uitspraak: 16 juni 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de vereniging Vereniging van Eigenaren Nieuw Sloten Leuvenstraat Blok B, gevestigd te Amsterdam, en [appellant], wonend te [woonplaats], (hierna: de VvE en [appellant]),
de deelraad van het stadsdeel Slotervaart, thans: Nieuw-West,
verweerder.
Bij besluit van 3 juni 2009 heeft de deelraad van het stadsdeel Slotervaart (thans: Nieuw-West), het bestemmingsplan "Nieuw Sloten 2001, Zichemplein 3, 5 en 7" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben de VvE en [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 23 juli 2009, beroep ingesteld.
De deelraad heeft een verweerschrift ingediend.
[belanghebbende heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De VvE en [appellant] hebben nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 mei 2010, waar de VvE en [appellant], vertegenwoordigd door mr. S. van Steenwijk, advocaat te Utrecht, en P.C. Rademaker, en de deelraad, vertegenwoordigd door mr. N. Berg en ing. J. Metz, beiden werkzaam bij de het stadsdeel Nieuw-West, zijn verschenen.
Voorts is [belanghebbende ter zitting als partij gehoord.
2.1. Het bestemmingsplan voorziet in de mogelijkheid van een dakopbouw voor de percelen aan het Zichemplein 3, 5 en 7.
2.2. De VvE en [appellant] betogen dat de aanduiding "maximum bouwhoogte in meters" onduidelijk is, omdat de aanduiding op de verbeelding twee cijfers aangeeft, te weten een cijfer 9 en een cijfer 6.
2.3. De deelraad stelt zich op het standpunt dat met deze aanduiding bedoeld is aan te geven dat de maximale bouwhoogte in het plangebied 6 meter is, maar dat deze bouwhoogte ten behoeve van een dakopbouw met maximaal 3 meter overschreden mag worden tot 9 meter. Volgens de raad volgt dit uit de verbeelding en de regels van het bestemmingsplan.
2.4. In artikel 3, vierde lid, onder a, van de planregels is bepaald dat voor gebouwen de maximumbouwhoogte geldt zoals die op de verbeelding is aangegeven.
In artikel 3, vijfde lid, van de planregels is bepaald: "In afwijking van het bepaalde in lid 4 is het toegestaan, daar waar dat nader op de kaart is aangegeven met "dakopbouw toegestaan" de maximum bouwhoogte met maximaal 3 meter te overschrijden ten behoeve van het realiseren van een dakopbouw."
De Afdeling overweegt dat de vermelding op de verbeelding van zowel de maximale bouwhoogte als de maximale bouwhoogte inclusief de dakopbouw in combinatie met artikel 3, vierde lid, onder a, en het vijfde lid, van de planregels onduidelijk is, nu door de vermelding van het cijfer 9 uit deze aanduiding niet ondubbelzinnig blijkt dat de maximale bouwhoogte zonder dakopbouw 6 meter bedraagt. Het cijfer 9 in de aanduiding is in strijd met de eisen die de rechtszekerheid stelt.
2.5. De conclusie is dat hetgeen de VvE en [appellant] hebben aangevoerd aanleiding geeft voor het oordeel dat het cijfer "9" in de aanduiding "maximum bouwhoogte in meters" op de verbeelding is vastgesteld in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel. Het beroep is op dit punt gegrond, zodat het bestreden besluit in zoverre dient te worden vernietigd.
2.6. De Afdeling ziet uit het oogpunt van finale geschilbeslechting aanleiding de overige beroepsgronden te bespreken, uitgaande van een maximale bouwhoogte van 6 meter en de mogelijkheid ingevolge artikel 3, vijfde lid, van de planregels deze hoogte met 3 meter te overschrijden voor een dakopbouw.
2.7. De VvE en [appellant] betogen voorts dat de gehanteerde richtlijn voor het oprichten van een dakopbouw in strijd is met het gelijkheidsbeginsel en niet is gemotiveerd. Zij voeren daartoe aan dat voor een aantal woningen in de omgeving van het bestemmingsplan een andere afstand tot de omliggende woningen geldt, te weten 22 meter en 12 meter, terwijl voor de woningen binnen het plangebied een afstand van 9 meter geldt.
2.8. De deelraad stelt zich op het standpunt dat hij bij dit bestemmingsplan dezelfde richtlijn heeft gehanteerd als bij het bestemmingsplan "Nieuw Sloten 2001", namelijk dat de bouwhoogte van een dakopbouw in verband met de daglichttoetreding niet groter mag zijn dan de afstand tot de gevel van de meest dichtbij gelegen bestaande bebouwing.
2.9. In de plantoelichting is neergelegd dat bij het opstellen van het bestemmingsplan als richtlijn is gehanteerd, dat er een relatie bestaat tussen de bouwhoogte van een dakopbouw en de afstand tussen bebouwing: "i.v.m. daglichttoetreding is ernaar gestreefd de (extra) bouwhoogte van een dakopbouw niet groter te laten zijn dan de afstand tussen de dakopbouw en een gevel van de dichtstbij gelegen bestaande bebouwing. In situaties die voldoen aan de richtlijn is een dakopbouw niet toegestaan indien het realiseren van een dakopbouw onevenredige inbreuk zou hebben op de belangen van derden in de omliggende bebouwing, zoals bezonning, daglichttoetreding, uitzicht en/of privacy." Ter zitting is door de raad toegelicht dat in het bestemmingsplan "Nieuw Sloten 2001" overal aan deze minimumafstand wordt voldaan en dat deze richtlijn geldt als absolute ondergrens. Uit het voorgaande leidt de Afdeling af dat van dezelfde richtlijn is uitgegaan als in het bestemmingsplan "Nieuw Sloten 2001".
2.10. De VvE en [appellant] betogen dat door het toestaan van een dakopbouw op de percelen Zichemplein 3, 5 en 7 hun woon- en leefklimaat, met name op het gebied van bezonning, privacy en uitzicht, onevenredig wordt geschaad en dat het de stedenbouwkundige en architectonische kwaliteit van hun woonomgeving aantast. Tevens vrezen zij precedentwerking.
Voorts zouden ten onrechte nieuwe onderzoeken zijn gedaan en hieraan een andere uitkomst zijn verbonden dan in het geval van het bestemmingsplan "Nieuw Sloten 2001". De schaduwstudie die in opdracht van de VvE en [appellant] door Hogendoorn bouwadvies (hierna: de Hogendoorn schaduwstudie) is opgesteld en de contra-schaduwstudie die in opdracht van de deelraad is uitgevoerd door Van Riezen & Partners (hierna: de Van Riezen-schaduwstudie) zijn volgens de VvE en [appellant] door de deelraad foutief geïnterpreteerd en onvoldoende bestudeerd. De reactie die de VvE en [appellant] op de Van Riezen-schaduwstudie hebben gegeven is volgens hen ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard.
2.11. De deelraad stelt dat het toestaan van een dakopbouw op de percelen aan het Zichemplein 3, 5 en 7 voldoet aan de richtlijn en dat uit de verrichte schaduwstudies blijkt dat de gevolgen voor de omwonenden beperkt zijn.
2.12. Het bestemmingsplan beoogt met het toestaan van een dakopbouw van ten hoogste 3 meter ter plaatse van de aanduiding "dakopbouw toegestaan" in dezelfde uitbreidingsmogelijkheid te voorzien zoals reeds geldt voor nabijgelegen woningen onder dezelfde architectuur. In het kader van de voorbereiding van het bestemmingsplan heeft de deelraad opdracht gegeven tot het uitvoeren van een schaduwstudie. Dit heeft geresulteerd in het rapport "Schaduwstudie Zichemplein 3-7" (hierna: de eerste schaduwstudie). Vervolgens hebben de VvE en [appellant] de Hogendoorn schaduwstudie laten opstellen. De deelraad heeft vervolgens opdracht gegeven voor de Van Riezen-schaduwstudie ten behoeve van de voorbereiding en vaststelling van dit plan.
De Afdeling overweegt omtrent de omstandigheid dat de deelraad nieuwe onderzoeken heeft laten uitvoeren en daaraan andere uitkomsten heeft verbonden dan eerder in het geval van het door de VvE en [appellant] genoemde plan, dat in het algemeen aan een geldend bestemmingsplan geen blijvende rechten kunnen worden ontleend. De deelraad kan op grond van gewijzigde planologische inzichten en na afweging van alle betrokken belangen andere bestemmingen en voorschriften voor gronden vaststellen. In dit verband is van belang dat ter zitting door de raad is toegelicht dat in het bestemmingsplan "Nieuw Sloten 2001" ter plaatse geen dakopbouwen waren toegestaan, zonder dat daarnaar toen deugdelijk onderzoek was verricht en dat dit onderzoek thans wel is verricht. De VvE en [appellant] hebben voorts tijdens de raadscommissievergadering hun bezwaren omtrent alle schaduwstudies kenbaar kunnen maken en hebben dit ook gedaan. Niet gebleken is dat deze bezwaren niet in de besluitvorming zijn meegenomen.
2.13. Niet in geschil is dat aan de richtlijn is voldaan. De Afdeling overweegt dat de deelraad in redelijkheid meer gewicht heeft kunnen toekennen aan het belang van de bewoners van Zichemplein 3, 5 en 7 om een maximaal drie meter hoge dakopbouw op hun woning te kunnen realiseren dan aan het belang van de bewoners van de appartementen aan de Leuvenstraat bij behoud van de bestaande bezonning in hun tuin dan wel op hun balkon en in hun woning. Uit de schaduwstudies en met name uit de Van Riezen-schaduwstudie blijkt dat op de maatgevende data (21 maart en 21 september) bij volledige benutting van de mogelijkheid om een dakopbouw te plaatsen alleen in de late namiddag extra schaduw ontstaat in de tuinen van de aangrenzende appartementen aan de Leuvenstraat en dat de bezonning van de balkons van de appartementen aan de Leuvenstraat vrijwel gelijk blijft. In de Van Riezen-schaduwstudie is aandacht besteed aan en een verklaring gegeven voor de verschillen met de Hogendoorn schaduwstudie. In hetgeen de VvE en [appellant] hebben aangevoerd tegen de Van Riezen-schaduwstudie ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de deelraad daarvan niet heeft mogen uitgaan. Dat niet alle opbouwmogelijkheden in de omgeving zijn weergegeven doet niet af aan de conclusie die wordt getrokken met betrekking tot de gevolgen van de dakopbouwen die onderhavig bestemmingsplan mogelijk maakt. De omstandigheid dat de verschillende studies de bezonning op een moeilijk te vergelijken wijze zichtbaar maken, betekent niet dat de conclusies die de deelraad op grond van de Van Riezen-schaduwstudie heeft getrokken onjuist zijn. De VvE en [appellant] hebben niet aannemelijk gemaakt dat de wijze waarop de schaduwhinder in de Van Riezen-schaduwstudie is weergegeven de situatie niet inzichtelijk dan wel ondeugdelijk weergeeft.
Tevens wordt in aanmerking genomen dat het bestemmingsplan gesitueerd is in een stedelijke omgeving en dat in een dergelijke omgeving het niet ongebruikelijk is dat men bij onbedekte ramen naar binnen kan kijken en voorts dat de dakopbouwen alleen zogeheten 'franse balkons' mogen hebben. De mogelijkheid om dakopbouwen te realiseren is voorts toegekend met toepassing van de eerder genoemde richtlijn. Voor precedentwerking, in de zin dat in de toekomst onder verwijzing naar onderhavig bestemmingsplan in afwijking van deze richtlijn dakopbouwen zullen worden toegestaan, behoeft derhalve niet te worden gevreesd.
2.14. De conclusie is dat hetgeen de VvE en [appellant] hebben aangevoerd geen aanleiding geeft voor het oordeel dat de deelraad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan voor het overige strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
Het beroep is voor het overige ongegrond.
2.15. De deelraad dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
II. vernietigt het besluit van de deelraad van het stadsdeel Slotervaart (thans: Nieuw-West) met besluitnummer 2009-04-21-002 voor zover dit het cijfer "9" in de aanduiding "maximum bouwhoogte in meters" op de verbeelding betreft;
III. verklaart het beroep voor het overige ongegrond;
IV. veroordeelt de deelraad van het stadsdeel Slotervaart (thans: Nieuw-West) tot vergoeding van bij de vereniging Vereniging van Eigenaren Nieuw Sloten Leuvenstraat Blok B en [appellant] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander;
V. gelast dat de deelraad van het stadsdeel Slotervaart (thans: Nieuw-West) aan de vereniging Vereniging van Eigenaren Nieuw Sloten Leuvenstraat Blok B en [appellant] het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 297,00 (zegge: tweehonderdzevenennegentig euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. B.C. Bošnjaković, ambtenaar van Staat.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Bošnjaković
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 16 juni 2010