200909315/1/H1.
Datum uitspraak: 16 juni 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellanten], beiden wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 29 oktober 2009 in zaak nr. 09/584 in het geding tussen:
appellanten, [wederpartijen]
het college van burgemeester en wethouders van Dongeradeel.
Bij besluit van 14 september 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Dongeradeel (hierna: het college) geweigerd aan [Bouwbedrijf] onder vrijstelling van het bestemmingsplan lichte bouwvergunning te verlenen voor het plaatsen van een antennemast ten behoeve van mobiele telefonie op het perceel, plaatselijk bekend [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel).
Bij besluit van 2 februari 2009 heeft het het door Bouwbedrijf daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard en de gevraagde vrijstelling en lichte bouwvergunning alsnog verleend.
Bij uitspraak van 29 oktober 2009, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Leeuwarden het door [appellanten] en [wederpartijen] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [appellanten] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 2 december 2009, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellanten] hebben een nader stuk ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 mei 2010, waar [appellanten], vertegenwoordigd door D. Perenboom, en het college, vertegenwoordigd door G. Mulder, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Tevens is daar Bouwbedrijf, vertegenwoordigd door mr. E.H.J. Eussen, verschenen.
2.1. Het bouwplan voorziet in het oprichten van een stalen antennemast voor drie UMTS-antennes. Niet in geschil is dat het in strijd is met de ingevolge het bestemmingsplan "Buitengebied Dongeradeel West" op het perceel rustende bestemming "Agrarisch gebied". Teneinde realisering ervan toch mogelijk te maken, heeft het college daarvan krachtens artikel 19, derde lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening vrijstelling verleend.
2.2. [appellanten] betogen dat de rechtbank, door hen niet te volgen in het betoog dat het college in redelijkheid geen vrijstelling en bouwvergunning heeft kunnen verlenen, heeft miskend dat voor de antennemast alternatieve locaties langs de Lauwersseewei bestaan die ten onrechte niet zijn onderzocht.
2.2.1. De rechtbank heeft terecht overwogen dat het college diende te beslissen omtrent het verlenen van vrijstelling, zoals die was aangevraagd. Indien een project op zichzelf voor hem aanvaardbaar is, kan het bestaan van alternatieven slechts tot het onthouden van medewerking nopen, indien op voorhand duidelijk is dat door benutting van die alternatieven een gelijkwaardig resultaat kan worden bereikt met aanmerkelijk minder bezwaren. Dat is gesteld noch gebleken. Dat de antennemast, als gesteld, ook op andere plaatsen kan worden opgericht, is daarvoor onvoldoende.
2.3. [appellanten] klagen terecht dat de rechtbank ten onrechte niet is ingegaan op hun betoog dat het college eerder bouwvergunning heeft verleend voor het oprichten van een antennemast in het Tolhuispark te Dokkum en daarbij van het door de raad van de gemeente Dongeradeel op 26 september 2002 vastgestelde "Antennebeleid: Beleidslijn voor (GSM)zendinstallaties en C2000" (hierna: het antennebeleid) is afgeweken en aanleiding bestond om dat in dit geval ook te doen en de bouwvergunning te weigeren. Dit leidt echter niet tot het door hen daarmee beoogde doel. Dat het college eerder aanleiding heeft gezien om gemotiveerd van het gevoerde zogenoemde antennebeleid af te wijken, maakt niet dat het gehouden was dat in dit geval ook te doen en de gevraagde vrijstelling en bouwvergunning te weigeren. Het college heeft uiteengezet dat het oprichten van een antennemast in het open landschap als aan de Lauwersseewei uit ruimtelijk oogpunt niet wenselijk is en het daarom geen aanleiding ziet om van het gevoerde antennebeleid af te wijken en aldus de verschillende handelwijze toereikend gemotiveerd. De door [appellanten] vermelde situatie in het Tolhuispark is derhalve geen met deze situatie gelijk of een op één lijn te stellen geval.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.M. van Driel, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb w.g. Van Driel
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 16 juni 2010