200908231/1/H1.
Datum uitspraak: 16 juni 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 16 september 2009 in
de zaken nrs. 08/4890 en 09/3645 in de gedingen tussen:
1. het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Drimmelen (hierna: het college);
2. de raad van de gemeente Drimmelen (hierna: de raad).
Bij besluit van 21 juni 2007, verzonden 17 juli 2007, heeft de raad geweigerd aan [appellant] vrijstelling van het bestemmingsplan te verlenen voor het verbouwen van een griendkeet tot vakantiewoning met steiger op het perceel Hamseweg te Hooge Zwaluwe (hierna: het perceel).
Bij besluit van 6 juli 2007 heeft het college geweigerd [appellant] daarvoor bouwvergunning te verlenen.
Bij besluit van 9 september 2008 heeft het college het door [appellant] tegen het besluit van 6 juli 2007 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij besluit van 29 januari 2009 heeft de raad het door [appellant] tegen het besluit van 21 juni 2007 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 16 september 2009, verzonden op 23 september 2009, heeft de rechtbank het door [appellant] tegen de besluiten van 9 september 2008 en 29 januari 2009 ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 27 oktober 2009, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 25 november 2009.
Het college en de raad hebben elk een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 mei 2010, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. J.W. Spanjer, advocaat te Haarlem, en het college en de raad, vertegenwoordigd door mr. G.P.M. van Tiel, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2.1. Ter zitting heeft [appellant] het hoger beroep ingetrokken, voor zover dit ziet op het verzoek om veroordeling van het college tot vergoeding van door hem geleden schade.
2.2. Niet in geschil is dat het bouwplan in strijd is met de ingevolge het bestemmingsplan "Buitengebied Hooge en Lage Zwaluwe" op het perceel rustende bestemming "Natuurgebied".
2.3. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat de besluiten van 9 september 2008 en 29 januari 2009 in strijd zijn met het vertrouwensbeginsel, nu hem zijdens het college meerdere malen toezeggingen zijn gedaan dat hem vrijstelling en bouwvergunning voor het bouwplan verleend zou worden.
2.3.1. De rechtbank heeft met juistheid overwogen dat het bepaalde in artikel 19, vierde lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO), gelezen in verbinding met het bepaalde in artikel 33, eerste en tweede lid, van de WRO, aan de verlening van vrijstelling van het bestemmingsplan in de weg stond, nu het bestemmingsplan "Buitengebied Hooge en Lage Zwaluwe" niet tijdig overeenkomstig artikel 33, eerste lid, van de WRO is herzien, ten tijde hier van belang geen vrijstelling van de verplichting daartoe was verleend en voor het gebied, waarbinnen het bouwplan is gelegen, evenmin een voorbereidingsbesluit gold, of een ontwerp voor een herziening ter inzage was gelegd.
Gelet op het bepaalde in artikel 44, aanhef en onder c, van de Woningwet, was het college onder die omstandigheden gehouden de bouwvergunning te weigeren. Aan de vraag of het college bij [appellant] vertrouwen heeft gewekt dat bouwvergunning voor het bouwplan zou worden verleend wordt onder die omstandigheden niet toegekomen, omdat zulk vertrouwen niet kan leiden tot het oordeel dat bouwvergunning ten onrechte niet in strijd met de wet is verleend.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient, met verbetering van de gronden waarop deze berust, te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R. van Heusden, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb w.g. Van Heusden
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 16 juni 2010