201001387/1/R3 en 201001387/2/R3.
Datum uitspraak: 8 juni 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het beroep, in het geding tussen:
de stichting Stichting Ruimte, gevestigd te Roermond,
appellante,
de raad van de gemeente Roermond,
verweerder.
Bij besluit van 17 december 2009, kenmerk 2009/120/2, heeft de raad het bestemmingsplan "Roerkade 11/11a en Roerkade 6/Koolstraat 17-19" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft de Stichting bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 5 februari 2010, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 16 april 2010.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 5 februari 2010, heeft de Stichting de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 20 mei 2010, waar de Stichting, vertegenwoordigd door [secretaris] van het bestuur van de Stichting, de raad, vertegenwoordigd door F. Limpens-Cuijpers en S. Molkenboer, beiden werkzaam bij de gemeente, en [belanghebbende], vertegenwoordigd door drs. H.E.J. Theelen, werkzaam bij Adviesbureau Theelen, zijn verschenen.
Partijen hebben ter zitting toestemming gegeven onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2.1. In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2.2. Het plan heeft betrekking op twee locaties aan de Roerkade, gelegen in het beschermde stadsgezicht van Roermond, waar de bouw van een hotel/restaurant respectievelijk een grand café met appartementen is voorzien.
2.3. De Stichting stelt dat het plan zal leiden tot een aantasting van het beschermde stadsgezicht. Daartoe voert zij aan dat het plan bebouwing mogelijk maakt die niet aansluit op de bestaande bebouwing aan de Roerkade, dat het plan leidt tot een verstoring van de zichtlijn vanaf de Steenen brug naar de Sint Christoffelkathedraal en dat onvoldoende rekening is gehouden met de uitkomsten van de cultuurhistorische analyses die zijn uitgevoerd door adviesbureau Res Nova. Ter zitting heeft de Stichting toegelicht dat zij bezwaar heeft tegen de toegestane bouwhoogte en tegen het feit dat platte daken zijn toegestaan.
2.4. De raad stelt dat het plan bebouwing mogelijk maakt die wat betreft hoogte en massa aansluit bij de omliggende bebouwing. Volgens de raad leidt het plan niet tot een aantasting van het beschermde stadsgezicht van Roermond.
2.5. Het plangebied ligt in een gebied dat op 22 december 1986 is aangewezen als beschermd stadsgezicht. In dat aanwijzingsbesluit is onder meer waarde gehecht aan het stratenpatroon van de binnenstad van Roermond en aan de bebouwingsstructuur. Blijkens de toelichting bij het aanwijzingsbesluit kenmerkt de Roerkade zich onder meer door een relatief dichte verkaveling, smalle stegen, dichte/rechthoekige bouwvlakken en kleinschalige en geaccentueerde percelering.
In de "Atlas voor de ruimtelijke kwaliteitszorg" van de gemeente Roermond (hierna: de Atlas) is beleid opgenomen ten aanzien van de ontwikkelingen in het beschermde stadsgezicht.
2.6. In het vigerende bestemmingsplan zijn voor de in het geding zijnde locaties maximale goothoogtes voorgeschreven die variëren van 8 tot 12 meter. Daarbij zijn geen regels gesteld over de maximale bouwhoogte.
Het voorliggende plan maakt op de locatie Roerkade 11/11a bebouwing van maximaal 17 meter en op de locatie Roerkade 6/Koolstraat 17-19 bebouwing van maximaal 16,5 meter mogelijk. Liftschachten, trappenhuizen, schoorstenen en daarmee gelijk te stellen constructiedelen mogen op deze locaties een hoogte hebben van maximaal 18 respectievelijk 17 meter.
2.6.1. De raad stelt dat de maximale bouwhoogtes in het voorliggende plan zijn afgestemd op de omgeving en op de zichtlijn op de (romp van de) kathedraal vanaf de Steenen brug. Daartoe zijn de maximale bouwhoogtes op de locatie Roerkade 11/11a gedifferentieerd, waarbij op de hoeken een maximale bouwhoogte van 11,5 meter is toegestaan. Het gedeelte van het perceel waar een bouwhoogte van maximaal 17 meter is toegestaan, is zo ver teruggelegen dat dit vanaf de straatzijde niet waarneembaar is. Bij het bepalen van de bouwhoogte van de locatie Roerkade 6/Koolstraat 17-19 is aansluiting gezocht bij de hoogte van de bebouwing op de hoek Luifelstraat/Koolstraat. Gelet hierop en mede gezien het feit dat de Roerkade zich kenmerkt door een verscheidenheid in bouwhoogtes, zal het plan in zoverre niet leiden tot een aantasting van het straatbeeld, aldus de raad.
Hetgeen de Stichting heeft aangevoerd, leidt niet tot het oordeel dat de raad dit standpunt niet in redelijkheid heeft kunnen innemen. Evenmin acht de voorzitter - mede gezien het ter zitting getoonde fotomateriaal - aannemelijk dat het realiseren van bebouwing tot de toegestane bouwhoogtes zal leiden tot een aantasting van de zichtlijn op de (romp van de) kathedraal vanaf de Steenen brug. Daarbij neemt de voorzitter tevens in aanmerking dat uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed met het voorliggende plan en de daarin opgenomen bouwhoogtes heeft ingestemd.
2.7. De raad stelt verder dat in het vigerende bestemmingsplan geen regels zijn opgenomen ten aanzien van de dakvorm. De raad heeft het niet wenselijk geacht om dergelijke regels wel op te nemen in het voorliggende plan. Het feit dat op de in het geding zijnde locaties bebouwing met platte daken kan worden gerealiseerd, betekent volgens de raad niet dat sprake zal zijn van een aantasting van het beschermde stadsgezicht.
In hetgeen de Stichting heeft aangevoerd, ziet de voorzitter geen grond voor het oordeel dat de raad dit standpunt niet heeft kunnen innemen. Daarbij is van belang dat in de planregels is bepaald dat met betrekking tot het bouwen dient te worden voldaan aan hetgeen in de Atlas is opgenomen en dat de Atlas aanvullend is op de regels omtrent bebouwing.
2.8. De raad heeft ten slotte gesteld dat aan het plan twee cultuurhistorische analyses van adviesbureau Res Nova ten grondslag liggen. Daaruit blijkt dat de panden die thans aanwezig zijn op de in het geding zijnde locaties aan de Roerkade geen beschermde monumenten zijn en dat deze op zichzelf geen hoge cultuurhistorische waarde vertegenwoordigen. Wel blijkt daaruit dat er aspecten zijn die inspirerend kunnen zijn bij het realiseren van nieuwe bebouwing en dat herontwikkeling zorgvuldig moet geschieden gezien de historische uitstraling van de omgeving, aldus de raad.
Hetgeen de Stichting heeft aangevoerd, geeft geen grond voor het oordeel dat de raad niet in redelijkheid het standpunt heeft kunnen innemen dat de uitkomsten van die cultuurhistorische analyses in voldoende mate zijn betrokken bij de vaststelling van het bestemmingsplan. Daarbij neemt de voorzitter in aanmerking dat, nog afgezien van het feit dat met betrekking tot het bouwen dient te worden voldaan aan hetgeen in de Atlas is opgenomen, in de planregels is bepaald dat in de gevellijn dient te worden gebouwd en dat in het plan is gewaarborgd dat het historische verkavelingspatroon zal worden aangehouden.
2.9. Gelet op het vorenstaande is de voorzitter van oordeel dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de in het plan voorziene bebouwing passend is in de schaal en maatvoering van de omliggende panden en dat het plan niet zal leiden tot een aantasting van het beschermd stadsgezicht.
2.10. De conclusie is dat hetgeen de Stichting heeft aangevoerd geen aanleiding geeft voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2.11. Het beroep is ongegrond.
2.12. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep ongegrond;
II. wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. N.I. Breunese-van Goor, ambtenaar van Staat.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Breunese-van Goor
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 8 juni 2010