201003178/2/R3.
Datum uitspraak: 7 juni 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoekster], gevestigd te [plaats], en anderen
de raad van de gemeente Oisterwijk,
verweerder.
Bij besluit van 11 februari 2010 heeft de raad het bestemmingsplan "Gemullehoekenweg 75" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [verzoekster], [verzoeker A] en [verzoeker B] en [verzoeker C] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 1 april 2010, en [verzoeker D] bij brief, bij de Raad van State per faxbericht ingekomen op 1 april 2010, beroep ingesteld. Bij brief, bij de Raad van State per faxbericht ingekomen op 8 april 2010, hebben deze appellanten (hierna: [verzoekster] en anderen) de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 19 mei 2010, waar [verzoekster] en anderen, vertegenwoordigd door mr. D. van de Weerdt, werkzaam bij Arag Rechtsbijstand, en de raad, vertegenwoordigd door drs. G.E. La Rose, is verschenen. Voorts is ter zitting Casa Viva Kinderdagverblijf (hierna: Casa Viva), vertegenwoordigd door M. Megens, als belanghebbende gehoord.
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het plan voorziet in een juridisch-planologische regeling voor een kinderdagverblijf op het perceel Gemullehoekenweg 75 (hierna: het perceel).
2.3. [verzoekster] en anderen betogen dat de raad ten onrechte het plan heeft vastgesteld. Zij voeren aan dat het plan mogelijk maakt dat in het voorziene kinderdagverblijf meer dan 27 kindplaatsen worden gerealiseerd, waardoor de geluids-, parkeer- en verkeersoverlast in de omgeving van het perceel zal worden verergerd. Daarnaast bestrijden zij de juistheid van het aan het plan ten grondslag liggende geluidsonderzoek. In dit verband stellen zij tevens dat de in dit onderzoek voorgestane geluidsmaatregelen niet afgedwongen kunnen worden. Ook voeren zij aan dat de afstand tussen de bestemming en de gevels van nabijgelegen woningen kleiner is dan de door de raad gehanteerde richtafstandsnorm van 10 meter. Tevens voeren zij aan dat met een privaatrechtelijke overeenkomst tussen de gemeente en Casa Viva niet is zekergesteld dat zich ter plaatse van het voorziene kinderdagverblijf geen parkeer- en verkeersoverlast zal voordoen. Verder meent de raad ten onrechte dat het plan uitvoerbaar is, nu geen verzwaring van de erfdienstbaarheid kan worden overeengekomen met [verzoekster] en [verzoeker A], eigenaar van perceel [locatie], en geen bouwvergunning ten behoeve van interne verbouwingen kan worden verleend, aldus [verzoekster] en anderen. Tot slot voeren zij aan dat de aan het perceel toegekende aanduiding niet betekent dat alleen de vestiging van een kinderdagverblijf is toegestaan. [verzoekster] en anderen beogen met het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening het ontstaan van een onomkeerbare situatie te voorkomen.
2.4. Ingevolge artikel 3.2.1, aanhef en onder d, van de planregels zijn gebouwen buiten het bouwvlak toegestaan tot een maximale oppervlakte van 20% van het bouwvlak per bouwperceel.
Gelet op dit artikel is fysieke uitbreiding van het voorziene kinderdagverblijf en daarmee tevens het voorziene aantal van 27 kindplaatsen mogelijk. Dat volgens de plantoelichting dit aantal als maximum geldt, betekent niet dat het plan niet meer dan 27 kindplaatsen toelaat, nu aan de plantoelichting geen bindende betekenis toekomt. Gelet hierop heeft de raad zich naar het voorlopige oordeel van de voorzitter niet in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het maximumaantal van 27 kindplaatsen is zekergesteld.
Nu voornoemd aantal kindplaatsen als uitgangspunt is genomen in het ten behoeve van het plan uitgevoerde akoestische onderzoek en het parkeer- en verkeersonderzoek heeft de voorzitter voorts twijfel over de toereikendheid van deze onderzoeken.
2.5. Daarnaast heeft de raad niet inzichtelijk gemaakt dat het treffen van de in het geluidrapport voorgestane aanvullende akoestische maatregelen, zoals het plaatsen van geluidschermen ter plaatse van het perceel voldoende is verzekerd. Anders dan de raad acht de voorzitter de enkele bereidheid van Casa Viva om deze geluidschermen te plaatsen of om de reeds bestaande muren langs de tuin van het perceel te verhogen tot een hoogte van 2 meter niet voldoende.
2.6. Het voorgaande klemt temeer nu de raad onweersproken heeft gelaten dat de daadwerkelijke afstanden tussen de bestemming en de voorgevel van de woningen aan de Gemullehoekenweg 77 en Schout de Walestraat 2 kleiner zijn dan de door de raad gehanteerde richtafstandsnorm van 10 meter. Gelet hierop kan verder in het midden blijven of het desbetreffende gebied waarin het perceel ligt als gemengd gebied dient te worden aangemerkt.
2.7. Naar het voorlopige oordeel van de voorzitter heeft de raad zich voorts niet in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de parkeerovereenkomst tussen de gemeente en Casa Viva garandeert dat verkeers- en parkeerproblemen ter plaatse van het perceel worden voorkomen, nu derden niet zijn gebonden aan de verplichtingen die uit deze parkeerovereenkomst voortvloeien en deze verplichtingen door middel van zodanige overeenkomst ook niet van hen kunnen worden afgedwongen.
2.8. Voorts betwijfelt de voorzitter of de raad voldoende heeft onderzocht of het plan uitvoerbaar is. In dit kader is van belang dat een recht van overpad geldt ten aanzien van de percelen van [verzoekster] en [verzoeker A] ten gunste van het perceel waar het kinderdagverblijf is voorzien. Niet duidelijk is geworden in hoeverre de raad heeft onderzocht of dit recht van overpad mogelijk een privaatrechtelijke belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het plan.
2.9. Gelet op het vorenstaande betwijfelt de voorzitter of de Afdeling het besluit tot vaststelling van het plan in stand zal laten en bestaat aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen. In verband hiermee behoeft het overige door [verzoekster] en anderen aangevoerde geen bespreking.
2.10. De raad dient ten aanzien van [verzoekster] en anderen op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Oisterwijk van 11 februari 2010;
II. veroordeelt de raad van de gemeente Oisterwijk tot vergoeding van bij [verzoekster] en anderen in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 874,00 (zegge: achthonderdvierenzeventig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen;
III. gelast dat de raad van de gemeente Oisterwijk aan [verzoekster] en anderen het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 150,00 (zegge: honderdvijftig euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen.
Aldus vastgesteld door mr. M.G.J. Parkins-de Vin, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.F.N. Pikart-van den Berg, ambtenaar van Staat.
w.g. Parkins-de Vin w.g. Pikart-van den Berg
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 7 juni 2010