200909226/1/H1.
Datum uitspraak: 9 juni 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen van 21 oktober 2009 in zaak nr. 08/1414 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders Oost Gelre.
Bij besluit van 12 december 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van Groenlo, thans: Oost Gelre, (hierna: het college) geweigerd appellant onder vrijstelling van het bestemmingsplan lichte bouwvergunning te verlenen voor het oprichten van een hobbyruimte/kantoor en berging op het perceel [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel).
Bij besluit van 2 juli 2008 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar opnieuw ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 21 oktober 2009, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Zutphen het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 1 december 2009, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 27 december 2009.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 mei 2010, waar [appellant] en het college, vertegenwoordigd door M.H.J. Reintjes, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2.1. [appellant] betoogt dat - samengevat weergegeven - de rechtbank heeft miskend dat het college in vergelijkbare gevallen wel medewerking aan bouwplannen heeft verleend en hij er op mocht vertrouwen dat dat in zijn geval ook zou gebeuren.
2.1.1. Dat betoog faalt. Ten behoeve van de door hem aangewezen bouwwerken aan de Kloezedijk 2 en 4 te Lievelde is geen vrijstelling verleend. Voor zover [appellant] heeft verwezen naar een garage aan de Lievelderweg 94, wordt overwogen dat het college bouwvergunning voor het oprichten daarvan heeft verleend, omdat dat bouwplan niet in strijd was met het bestemmingsplan en er ook geen andere grond was om die te weigeren.
De door het college voor het aanleggen van een zwembad, het maken van een doorbraak naar het souterrain en het plaatsen van enkele tuinmuren op het perceel Lievelderweg 85 verleende vrijstelling en bouwvergunning betreft geen vergelijkbare bouwwerken. Voor de bij het zwembad gebouwde terrasoverkapping was ingevolge artikel 2, aanhef en onder b, van het Besluit bouwvergunningsvrije en licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken voorts geen bouwvergunning vereist. [appellant] heeft dan ook niet aannemelijk gemaakt dat het college hem door de weigering anders heeft behandeld dan anderen in vergelijkbare gevallen of dat het bij hem door vergunningverlening in de door hem genoemde gevallen het gerechtvaardigd vertrouwen heeft gewekt dat het in een geval als dit met vrijstelling van het bestemmingsplan bouwvergunning zou verlenen.
2.2. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.M. van Driel, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb w.g. Van Driel
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 9 juni 2010