ECLI:NL:RVS:2010:BM7123

Raad van State

Datum uitspraak
9 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200908296/1/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Goedkeuring bestemmingsplan 'Burgweg' door college van gedeputeerde staten van Utrecht

In deze zaak gaat het om de goedkeuring van het bestemmingsplan 'Burgweg' door het college van gedeputeerde staten van Utrecht. Het college heeft op 8 september 2009 besloten om goedkeuring te onthouden aan een gedeelte van het bestemmingsplan dat voorziet in de herontwikkeling van een voormalig militair mobilisatiecomplex tot een bedrijventerrein voor agrarische dienstverlening. De raad van de gemeente Bunnik heeft hiertegen beroep ingesteld bij de Raad van State. De raad betoogt dat het college ten onrechte goedkeuring heeft onthouden aan het meest westelijk gelegen gedeelte van de bestemming 'Bedrijf - Agrarische dienstverlening', omdat dit in strijd zou zijn met het streekplan. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 9 juni 2010 behandeld. Tijdens de zitting is gebleken dat de raad en het college verschillende standpunten innemen over de ruimtelijke ordening en de groeninvulling van het plangebied. De Afdeling oordeelt dat het college onvoldoende rekening heeft gehouden met de bestaande rechten en de motivering van het besluit niet deugdelijk is. De Raad van State vernietigt het besluit van het college en verklaart het beroep van de raad gegrond. Het college wordt verplicht om het griffierecht aan de raad te vergoeden.

Uitspraak

200908296/1/R2.
Datum uitspraak: 9 juni 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de raad van de gemeente Bunnik,
appellant,
en
het college van gedeputeerde staten van Utrecht,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 8 september 2009, kenmerk 2009INT247576, heeft het college besloten over de goedkeuring van het door de raad bij besluit van 8 januari 2009 vastgestelde bestemmingsplan "Burgweg" (hierna: het plan).
Tegen dit besluit heeft de raad bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 29 oktober 2009, beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 april 2010, waar de raad, vertegenwoordigd door ing. M. Balkema en ing. F. Odijk, werkzaam bij de gemeente, en het college, vertegenwoordig door drs. ing. P.J.M. Verlaan, werkzaam bij de provincie, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO), gelezen in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), rust op het college de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te onderzoeken of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dient het rekening te houden met de aan de raad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast heeft het college er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.
2.2. Het plan voorziet in de herontwikkeling van een voormalig militair mobilisatiecomplex tot een bedrijventerrein voor bedrijven in de agrarische dienstverlening. Daartoe is ondermeer de bestemming "Bedrijf - Agrarische dienstverlening" opgenomen in het plan. Het college heeft aan het meest westelijk gelegen gedeelte van deze bestemming met een oppervlakte van 1,3 hectare goedkeuring onthouden omdat het de ingevolge het Streekplan Utrecht 2005-2015 (hierna: het streekplan) verplichte groeninvulling bij deze herontwikkeling in het plan onvoldoende gewaarborgd acht.
2.3. De raad kan zich niet verenigen met het besluit omtrent goedkeuring. Daartoe is aangevoerd dat in het plan onder meer de bestemmingen "Bedrijf - Agrarische dienstverlening" en "Agrarisch - Cultuurgrond" zijn opgenomen. Met deze laatste bestemming wordt in de systematiek van het plan tezamen met de bestemmingen "Groen" en "water" invulling gegeven aan de in het streekplan in verband met de herontwikkeling van het plangebied wenselijk geachte groeninvulling. Volgens de raad heeft het college ten onrechte de mede ten behoeve van de groeninvulling opgenomen bestemming "Agrarisch - Cultuurgrond" in strijd met het streekplan geacht en heeft het vervolgens ten onrechte goedkeuring onthouden aan het meest westelijk gelegen gedeelte van de bestemming "Bedrijf - Agrarische dienstverlening". Hiervoor is volgens de raad geen ruimtelijk relevant argument gegeven. Door voorts op deze wijze in het bestreden besluit omtrent goedkeuring van het plan te beslissen wordt een niet in het streekplan voortvloeiende beperking van de oppervlakte van bedrijfskavels in het leven geroepen, hetgeen belemmerend werkt voor het doorontwikkelen van de beoogde bedrijven. Daarnaast frustreert de onthouding van goedkeuring het proces van de beoogde verplaatsing van (loonwerk)bedrijven uit de bebouwde kom en de herontwikkeling van de achterblijvende locaties tot een meer passende bestemming. De raad merkt verder op dat voor zover het college meent dat de gewenste groeninvulling van de bestemming "Agrarische - Cultuurgrond" onvoldoende is verzekerd, dit wordt aangescherpt in een nieuw bestemmingsplan voor het buitengebied, zodat meer recht wordt gedaan aan de vereiste groeninvulling.
2.3.1. Het college stelt zich op het standpunt dat de bestemmingsomschrijving en de bouwvoorschriften van de bestemming "Agrarisch - Cultuurgrond" onvoldoende de invulling van het gebied als groengebied waarborgen. Het college acht dit in strijd met het streekplan. Nu de gronden met deze bestemming al verkocht zijn aan een sedumkwekerij die binnen de bestemming gerealiseerd kan worden, ligt het volgens het college niet in de rede hier goedkeuring aan te onthouden. Teneinde de groeninvulling in het plangebied zeker te stellen is daarom goedkeuring onthouden aan het meest westelijk gelegen gedeelte van de bestemming "Bedrijf - Agrarische dienstverlening". Het college stelt dat dit de beste locatie hiervoor is omdat die in aard en omvang vergelijkbaar is met de bestemming "Agrarisch - Cultuurgrond" en hierdoor de meeste gronden langs de interne ontsluitingswegen beschikbaar blijven voor bedrijfsdoeleinden. Het verzoek van de raad aan het college om in verband met lopende onderhandelingen aan een ander deel van de bedrijfsbestemming goedkeuring te onthouden wordt, als zijnde niet ruimtelijk relevant, afgewezen. Bovendien wordt de groeninvulling op deze locatie niet landschappelijk optimaal bevonden door het college.
2.3.2. Op pagina 131 van het streekplan is, voor zover van belang, het volgende vermeld:
"Het voormalige MOB-complex Burgweg wordt getransformeerd in een terrein met een bedrijfsfunctie voor agrarische loonwerkbedrijven en vergelijkbare bedrijfsvormen. Het gaat om een oppervlakte van 4 hectare. Om de ligging en de binding met het landelijk gebied tot uitdrukking te brengen wordt het terrein voor een gedeelte als groen- gebied ingericht, naast het toelaten van de genoemde bedrijfsvormen".
Blijkens het bestreden besluit krijgt het groengebied in het plan vorm door de bestemming "Groen" ter grootte van 1,7 hectare en de bestemming "Agrarisch - Cultuurgrond" ter grootte van 1,3 hectare.
2.3.3. Ingevolge artikel 3.1, van de planvoorschriften, zijn de gronden met de bestemming "Agrarisch - Cultuurgrond" ondermeer bestemd voor kwekerijen en wegen, met bijbehorende paden en bermen. Ten behoeve van een kwekerij mogen ingevolge artikel 3.2.2., aanhef en onder a, bedrijfsgebouwen worden gebouwd met een gezamenlijke oppervlakte van niet meer dan 2400 m2.
2.3.4. De Afdeling overweegt dat ter zitting is gebleken dat zich op de gronden met de bestemming "Bedrijf - Agrarische dienstverlening", waaraan goedkeuring is onthouden, deels legale gebouwen bevinden die naar het oordeel van de raad kunnen worden hergebruikt als bedrijfsgebouwen. Door met het oog op de groeninvulling van deze gronden goedkeuring te onthouden aan dit plandeel miskent het college de bestaande rechten met betrekking tot deze bebouwing en heeft het onvoldoende onder ogen gezien in hoeverre de groeninvulling met het plan kan worden verwezenlijkt. De onthouding van goedkeuring frustreert bovendien het gemeentebestuur in de lopende onderhandelingen over de gronduitgifte in het plangebied, te meer nu bij de onthouding van goedkeuring geen rekening is gehouden met de verkavelingsopzet van het plan. De wijze waarop invulling wordt gegeven aan de in het streekplan niet nader bepaalde inrichting van het groengebied is naar het oordeel van de Afdeling primair aan de raad. De motivering in het bestreden besluit dat de lopende onderhandelingen over de gronduitgifte niet ruimtelijk relevant zijn is bovendien niet verenigbaar met het in dat besluit toegekend belang van de bestaande grondpositie ter plaatse van de kwekerij.
Gelet op het vorenstaande kan het standpunt van het college, dat onthouding van goedkeuring aan juist dit gedeelte van het plan in de rede ligt, niet gedragen worden door de daaraan ten grondslag gelegde motivering. Gezien de onlosmakelijke samenhang die tussen de verschillende in het plan opgenomen bestemmingen bestaat, ziet de Afdeling aanleiding het besluit omtrent goedkeuring te vernietigen.
2.3.5. De conclusie is dat hetgeen de raad heeft aangevoerd aanleiding geeft voor het oordeel dat het bestreden besluit niet berust op een deugdelijke motivering. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit dient wegens strijd met artikel 3:46 van de Awb te worden vernietigd.
2.4. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van het college van gedeputeerde staten van Utrecht van 8 september 2009, kenmerk 2009INT247576;
III. gelast dat het college van gedeputeerde staten van Utrecht aan de raad van de gemeente Bunnik, het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 297,00 (zegge: tweehonderdzevenennegentig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.P.F. Boermans, ambtenaar van Staat.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Boermans
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 9 juni 2010
429-647.