ECLI:NL:RVS:2010:BM7108

Raad van State

Datum uitspraak
3 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201001219/4/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake bestemmingsplan Dongen Buitengebied

Op 3 juni 2010 heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een voorlopige voorziening. Het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant had op 8 december 2009 een aanwijzing gegeven aan de raad van de gemeente Dongen, waarbij de bestemming 'Wonen-2 (W-2)' niet langer deel uitmaakte van het bestemmingsplan 'Dongen Buitengebied', dat op 5 november 2009 was vastgesteld. De verzoeker, wonend te [woonplaats], heeft op 2 februari 2010 beroep ingesteld tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening.

Tijdens de zitting op 25 mei 2010, waar de verzoeker en zijn juridisch adviseur aanwezig waren, heeft het college aangegeven geen bezwaren te hebben tegen de bouw van een woning op het perceel van de verzoeker, dat in het ontwerpplan was opgenomen. De voorzitter heeft overwogen dat er geen zienswijzen waren ingediend tegen de woonbestemming en dat er geen belangen waren die zich daartegen verzetten. Daarom is besloten dat de bestemming 'Wonen-2 (W-2)' voor het perceel van de verzoeker deel uitmaakt van het bestemmingsplan 'Dongen Buitengebied' en in werking is getreden.

De voorzitter heeft het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de verzoeker, die in totaal € 824,24 bedragen, en heeft tevens gelast dat het college het griffierecht van € 150,00 aan de verzoeker vergoedt. Deze uitspraak heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

Uitspraak

201001219/4/R3.
Datum uitspraak: 3 juni 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant (hierna: het college),
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 8 december 2009 heeft het college besloten aan de raad van de gemeente Dongen een aanwijzing te geven, die er - voor zover hier van belang - toe strekt dat de bestemming "Wonen-2 (W-2)" geen deel blijft uitmaken van het bestemmingsplan "Dongen Buitengebied", zoals dat door de raad bij besluit van 5 november 2009 is vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft onder meer [verzoeker] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 2 februari 2010, beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 2 februari 2010 heeft [verzoeker] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dongen heeft nadere stukken ingediend.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 25 mei 2010, waar [verzoeker], in persoon en bijgestaan door R.J. Smits, werkzaam bij Juridisch Adviesbureau Rob Smits te Veldhoven, en het college, vertegenwoordigd door mr. A.J.A.M. van de Laar, werkzaam bij de provincie, zijn verschenen. Voorts is de raad, vertegenwoordigd door mr. A.A.M. van der Aa, werkzaam bij Juridisch Adviesbureau Van der Aa B.V., en ing. M.C. Gorissen, werkzaam bij de gemeente, als partij gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. In het bestemmingsplan is de bestemming "Wonen-2 (W-2)" onder meer toegekend aan het perceel van [verzoeker] aan de [locatie].
2.3. Ingevolge artikel 3.8, zesde lid, eerste volzin, van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro), voor zover hier van belang, kan het college van gedeputeerde staten, onverminderd andere aan hem toekomende bevoegdheden, met betrekking tot een onderdeel van het vastgestelde bestemmingsplan waarover het college van gedeputeerde staten een zienswijze over het ontwerp naar voren heeft gebracht, aan de gemeenteraad een aanwijzing geven als bedoeld in artikel 4.2, eerste lid, van de Wro, ertoe strekkende dat dat onderdeel geen deel blijft uitmaken van het bestemmingsplan zoals het is vastgesteld. Ingevolge de derde volzin vermeldt het college van gedeputeerde staten in de redengeving de aan het besluit ten grondslag liggende feiten, omstandigheden en overwegingen die de provincie beletten het provinciaal belang met inzet van andere aan hem toekomende bevoegdheden te beschermen.
2.4. De aanwijzing strekt er, op de daartoe in het bestreden besluit van het college aangegeven gronden, toe dat de bestemming "Wonen-2 (W-2)" geen deel blijft uitmaken van het plan.
2.5. Ter zitting heeft het college aangegeven geen bezwaren te hebben tegen de door [verzoeker] beoogde bouw van een woning op het perceel [locatie], die in het plan mogelijk is gemaakt.
De voorzitter overweegt dat, nu de in geding zijnde woonbestemming ook al in het ontwerpplan was opgenomen en daartegen - behoudens door het college - geen zienswijzen waren ingediend, en ook overigens niet is gebleken van belangen die zich daartegen verzetten, aanleiding bestaat de voorlopige voorziening te treffen dat het plandeel met de bestemming "Wonen-2 (W-2)" wat betreft het perceel [locatie] te [plaats] moet worden geacht deel uit te maken van het bestemmingsplan "Dongen Buitengebied" zoals dat op 5 november 2009 is vastgesteld, en moet worden geacht in werking te zijn getreden.
2.6. Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de bestemming "Wonen-2 (W-2)" ten aanzien van het perceel [locatie] te [plaats] moet worden geacht deel uit te maken van het bestemmingsplan "Dongen Buitengebied", zoals dat op 5 november 2009 is vastgesteld, en moet worden geacht in werking te zijn getreden;
II. veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant tot vergoeding van bij [verzoeker] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 824,24 (zegge: achthonderdvierentwintig euro en vierentwintig cent), waarvan € 437,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
III. gelast dat het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant aan [verzoeker] het door hem voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 150,00 (zegge: honderdvijftig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. N.T. Zijlstra, ambtenaar van Staat.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Zijlstra
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 3 juni 2010
240.