200910161/2/R3.
Datum uitspraak: 28 mei 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
1. [verzoeker sub 1], wonend te [woonplaats],
2. [verzoeker sub 2] en anderen, wonend te [woonplaats],
de raad van de gemeente Roosendaal,
verweerder.
Bij besluit van 12 november 2009 heeft de raad het bestemmingsplan "Moskee Burgemeester Schneiderlaan/Kortendijksestraat" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben onder meer [verzoeker sub 1] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 28 december 2009, en [verzoeker sub 2] en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 7 januari 2010, beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 26 april 2010, heeft [verzoeker sub 1] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 18 mei 2010, hebben [verzoeker sub 2] en anderen de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 20 mei 2010, waar [verzoeker sub 1], vertegenwoordigd door mr. G.L.M. Teeuwen, werkzaam bij DAS Rechtsbijstand, [verzoeker sub 2] en anderen, vertegenwoordigd door mr. H.P.J.G. Berkers, werkzaam bij DAS Rechtsbijstand, en de raad, vertegenwoordigd door I. Kraus en mr. J.C.P.J.M. Vergouwen, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het plan voorziet in de bestemming "Maatschappelijk (M)" ten behoeve van de bouw van een moskee achter de bestaande woningen Kortendijksestraat 80, 82 en 84 bij de kruising met de Burgemeester Schneiderlaan. Nu inmiddels een bouwvergunning is verleend voor het oprichten van een moskee ter plaatse, waartegen bezwaar is gemaakt, hebben [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] en anderen een spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening ter zake.
2.3. [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] en anderen verzoeken om schorsing van het besluit tot vaststelling van het plan, omdat dit volgens hen evident in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
Ten eerste voeren zij aan dat de bestemming "Maatschappelijk (M)" voorziet in diverse gebruiksfuncties en de moskee derhalve niet uitsluitend mag worden gebruikt voor religieuze bijeenkomsten. In de aan het plan ten grondslag gelegde onderzoeken is echter ten onrechte niet uitgegaan van de maximale gebruiksmogelijkheden die het plan biedt. Gelet hierop is volgens hen in onvoldoende parkeergelegenheid voorzien in verhouding tot het aantal te verwachten bezoekers.
Voorts verwacht [verzoeker sub 1] onaanvaardbare geluidsoverlast ten gevolge van het autoverkeer van en naar het gebouw. In dit kader voert hij aan dat de geldende geluidsgrenswaarden blijkens akoestisch onderzoek worden overschreden en dat de geluidsoverlast cumuleert met de reeds bestaande geluidsoverlast vanwege het verkeer op de Kortendijksestraat.
Verder stelt [verzoeker sub 1] dat het plangebied een ongeschikte locatie is vanuit het oogpunt van verkeersafwikkeling en verkeersveiligheid. In dit verband wijst hij op de bestaande verkeersknelpunten in de omgeving en op de conclusie van het verkeersonderzoek dat de bestaande infrastructuur ontoereikend is om de te verwachten bezoekersaantallen te kunnen verwerken.
Daarnaast stelt [verzoeker sub 1] dat zijn huidige uitzicht vanuit de woning en zijn privacy in de woning onaanvaardbaar worden aangetast en dat bij de beoogde erfafscheiding onvoldoende rekening is gehouden met zijn belangen.
[verzoeker sub 2] en anderen voeren aan dat het plan, anders dan is beoogd, niet uitsluitend de verplaatsing van een bestaande moskee mogelijk maakt. In hoofdzaak betogen zij dat het multifunctionele karakter van het moskeegebouw met een bovengemeentelijke functie niet past in de bestaande woonomgeving. In dit verband stellen zij dat de gebruiksmogelijkheden in de planregels onvoldoende zijn begrensd.
2.4. Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de planregels zijn de voor "Maatschappelijk (M)" aangewezen gronden bestemd voor religieuze voorzieningen, bibliotheken, gezondheidszorg, jeugd-/kinderopvang, onderwijs, openbare dienstverlening, verenigingsleven, zorg en welzijn; speel-, spel- en daarmee vergelijkbare sportvoorzieningen, niet zijnde sportvoorzieningen in clubverband; bijbehorende voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van algemeen nut, zoals onder meer verkeers- en parkeervoorzieningen.
2.5. Tussen partijen is niet in geschil dat het plan voorziet in de mogelijkheid om de beoogde 172 parkeerplaatsen aan te leggen op de gronden met de bestemming "Maatschappelijk (M)" buiten het bouwvlak. [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] en anderen stellen echter, onder verwijzing naar het rapport "Aanvullend verkeersonderzoek Moskee" van Goudappel Coffeng van 15 juni 2009, dat het plan ten onrechte niet voorziet in parkeergelegenheid voor het verwachte aantal van 600 autovertrekken en -aankomsten per etmaal. Dienaangaande verwacht de voorzitter dat in de bodemprocedure zal worden geoordeeld dat hun stelling is gebaseerd op een onjuiste interpretatie van de conclusies van het verkeersonderzoek. In de desbetreffende modelberekening is uitgegaan van een autoritproductie in een niet-representatieve pieksituatie, namelijk een vrijdag (gebedsdag) tijdens de Ramadan. Op die dag worden ongeveer 1000 bezoekers verspreid over de gehele dag verwacht, die resulteren in 571 aankomsten en vertrekken van auto's, exclusief de autonome mobiliteitsgroei die op wegvakniveau leidt tot in totaal 600 verkeersbewegingen. In deze pieksituatie worden op het piekmoment om 14:00 uur 's middags ten hoogste 229 motorvoertuigen verwacht. Volgens het aanvullend verkeersonderzoek worden echter op een gemiddelde, representatieve gebedsdag in totaal 500 bezoekers per etmaal verwacht, die 286 autovertrekken en -aankomsten verspreid over de gehele dag genereren, waarvan 114 op het piekmoment om 14:00 uur 's middags. Op basis van deze resultaten van het verkeersonderzoek verwacht de voorzitter dat in de bodemprocedure zal worden geoordeeld dat in voldoende parkeergelegenheid is voorzien. Daarbij neemt de voorzitter nog in aanmerking dat, daargelaten dat het aantal van 229 motorvoertuigen betrekking heeft op een niet-representatief piekmoment, niet per definitie alle bezoekers die per auto arriveren en vertrekken, tevens ter plaatse parkeren.
Voor zover [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] en anderen in dit verband aanvoeren dat op grond van het plan meer gebruiksmogelijkheden dan uitsluitend gebedsbijeenkomsten zijn toegelaten, overweegt de voorzitter dat, daargelaten of met de gekozen bestemming voldoende is aangesloten bij het beoogde gebruik, thans bouwvergunning is verleend voor een moskeegebouw, zodat in ieder geval tot de behandeling van de bodemprocedure niet behoeft te worden gevreesd voor parkeeroverlast ten gevolge van ander gebruik dat los staat van het religieuze gebruik van het gebouw.
2.6. Uit het aan het plan ten grondslag gelegde akoestisch onderzoek van de Regionale Milieudienst West-Brabant naar de geluidsbelasting vanwege de moskee - activiteiten binnen de inrichting, rijdende auto's en dichtslaan van autoportieren - volgt dat ter plaatse van de bestaande woningen tijdens een representatieve gebedsdag gedurende het gehele etmaal aan de gehanteerde geluidsnormen voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau en de maximale geluidniveaus wordt voldaan. Uitsluitend in de hiervoor bedoelde niet-representatieve pieksituatie gedurende de Ramadan en dan alleen wat betreft het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau in de nachtperiode is ter plaatse van de bestaande woningen een overschrijding berekend, die ten hoogste 1 dB(A) bedraagt. Gelet hierop verwacht de voorzitter niet dat in de bodemprocedure zal worden geoordeeld dat het plan leidt tot een onaanvaardbare geluidsoverlast voor omwonenden.
2.7. Evenmin ziet de voorzitter aanleiding voor de verwachting dat het plan leidt tot een zodanige verkeerstoename dat in de omgeving van het plangebied een onaanvaardbare verkeersoverlast optreedt. Hierbij betrekt de voorzitter dat volgens de verrichte verkeersonderzoeken de plaatsing van een verkeersregelinstallatie dan wel de realisering van een rotonde en de realisering van een extra opstelstrook ter plaatse van bestaande kruispunten in de omgeving voldoende zijn om de verkeerstoename vanwege de moskee en enkele andere ontwikkelingen te verwerken. [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] en anderen hebben niet aannemelijk gemaakt dat de verkeersonderzoeken zodanige gebreken of leemten in kennis bevatten dat de raad deze niet aan het besluit ten grondslag heeft mogen leggen. Voorts is ter zitting vanwege de raad verklaard dat wordt voorzien in een dubbele ontsluiting van het plangebied en dat zo nodig aanvullende verkeersmaatregelen zullen worden getroffen.
2.8. Wat betreft het uitzicht vanuit de woningen aan de Kortendijksestraat, de privacy van de bewoners en de voorziene erfafscheiding acht de voorzitter van belang dat de gronden met de bestemming "Maatschappelijk (M)", anders dan in het voorliggende plan, op basis van het voorheen geldende plan vrijwel geheel mochten worden bebouwd en tot aan de perceelsgrenzen van de bestaande woningen. Voorts mogen op grond van het voorliggende plan alleen de minaret en de koepel van het gebouw een grotere hoogte hebben dan de bebouwing die in het vorige plan was toegelaten. Gelet hierop verwacht de voorzitter niet dat in de bodemprocedure zal worden geoordeeld dat een onaanvaardbare verslechtering van het bestaande uitzicht en van de privacy van de direct omwonenden zal ontstaan.
2.9. Gelet op het voorgaande bestaat geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening en derhalve evenmin voor een proceskostenveroordeling.
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. I.M. van der Heijden, ambtenaar van Staat.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Van der Heijden
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 28 mei 2010