ECLI:NL:RVS:2010:BM5579

Raad van State

Datum uitspraak
26 mei 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200906944/1/H1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering vrijstelling bestemmingsplan voor terras bij eetcafé

In deze zaak heeft de Raad van State op 26 mei 2010 uitspraak gedaan in het hoger beroep van [appellante] tegen de weigering van het college van burgemeester en wethouders van Binnenmaas om vrijstelling van het bestemmingsplan te verlenen voor het realiseren van een terras bij [eetcafé] op het perceel [locatie] te [plaats]. Het college had op 10 juni 2009 besloten geen vrijstelling te verlenen, omdat het gebruik van het terras in strijd was met het bestemmingsplan 'Binnenbans', dat de bestemming 'groendoeleinden' op het perceel voorschrijft. De voorzieningenrechter van de rechtbank Dordrecht had eerder het beroep van [appellante] gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten.

[Appellante] stelde dat zij gerechtvaardigd vertrouwen had op de verlening van de vrijstelling, omdat haar een exploitatievergunning was verleend. De Raad van State oordeelde echter dat het college niet verplicht was om vrijstelling te verlenen, ook al was er een exploitatievergunning afgegeven. Het college had de belangen van omwonenden en de goede ruimtelijke ordening in overweging moeten nemen, en de zienswijzen van omwonenden konden leiden tot een ander besluit dan het ontwerpbesluit.

De Raad van State oordeelde verder dat het rapport van de Milieudienst, dat geluidshinder aantoont, niet tijdig was ingediend en dat [appellante] hierdoor in haar belangen was geschaad. Desondanks concludeerde de Raad dat het college in redelijkheid de vrijstelling kon weigeren, omdat de metingen van de Milieudienst en het rapport van Cauberg-Huygen niet significant van elkaar verschilden. Het hoger beroep van [appellante] werd gegrond verklaard, maar de Raad besloot dat de rechtsgevolgen van het besluit van 10 juni 2009 geheel in stand blijven. Het college werd veroordeeld tot vergoeding van proceskosten aan [appellante].

Uitspraak

200906944/1/H1.
Datum uitspraak: 26 mei 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], gevestigd te [plaats],
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Dordrecht van 31 juli 2009 in zaken nrs. 09/803 en 09/802 in het geding tussen:
[appellante]
en
het college van burgemeester en wethouders van Binnenmaas
(hierna: het college).
1. Procesverloop
Bij besluit van 10 juni 2009 heeft het college geweigerd aan [appellante] vrijstelling van het bestemmingsplan te verlenen voor het realiseren van een terras ten behoeve van [eetcafé] op het perceel [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel).
Bij uitspraak van 31 juli 2009, verzonden op 4 augustus 2009, heeft de voorzieningenrechter het door [appellante] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 10 juni 2009 vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 8 september 2009, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 29 september 2009.
Daartoe in de gelegenheid gesteld hebben [belanghebbende A] en [belanghebbende B] een schriftelijke reactie ingediend.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellante] en het college hebben een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 april 2010, waar [appellante], vertegenwoordigd door haar [bestuurder] en mr. drs. C.R. Jansen, en het college, vertegenwoordigd door J.J.G.R. de Rooij, werkzaam bij de gemeente, en mr. M. van Geilswijk, advocaat te Rotterdam, zijn verschenen. Voorts zijn [belanghebbende A] en [belanghebbende C] als partij gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het terras waarvoor [appellante] vrijstelling heeft gevraagd biedt plaats aan ongeveer 20 zittende personen en bevindt zich aan de achterzijde van [eetcafé] aan het Kerkplein. Het terras heeft een oppervlakte van circa 30 m².
2.2. Ingevolge het bestemmingsplan "Binnenbans" rust op het perceel de bestemming "groendoeleinden". Het gebruik is, naar niet in geschil is, in strijd met het bestemmingsplan. Het college heeft, na toepassing van de uitgebreide openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), besloten alsnog geen vrijstelling te verlenen voor het bouwplan vanwege te verwachten geluidhinder en de situering van het terras naast een rustig woongebied.
2.3. [appellante] betoogt dat de voorzieningenrechter in haar beroep op het vertrouwensbeginsel ten onrechte geen aanleiding heeft gezien voor vernietiging van het besluit van 10 juni 2009. Zij kon aan de omstandigheid dat haar een exploitatievergunning voor het café en het terras is verleend het gerechtvaardigde vertrouwen ontlenen dat haar vrijstelling van het bestemmingsplan zou worden verleend, aldus [appellante]. Zij voert verder aan dat het college zich pas na indiening van zienswijzen van omwonenden op het standpunt heeft gesteld dat het terras niet mogelijk zou zijn vanwege vermeend geluidsoverlast en dat deze plotselinge wijziging van inzicht van het college haar niet kan worden toegerekend.
2.3.1. Het betoog faalt. De voorzieningenrechter heeft terecht overwogen dat het afgeven van de exploitatievergunning niet met zich brengt dat het college gehouden is tot het verlenen van vrijstelling. Voorts was het college na het ontwerpbesluit niet gehouden tot het verlenen van de vrijstelling, nu het op grond van artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening alle belangen diende af te wegen in het belang van een goede ruimtelijke ordening, waarbij ook de belangen van de omwonenden een rol spelen.
De ingebrachte zienswijzen hebben kunnen leiden tot een besluit dat afwijkt van het ontwerpbesluit. Een andere opvatting zou afbreuk doen aan de in de wet neergelegde mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen.
2.4. Het hoger beroep van [appellante] richt zich voorts tegen het in stand laten van de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit, voor zover daarbij is geoordeeld dat het college in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van zijn bevoegdheid om geen vrijstelling te verlenen.
2.5. [appellante] betoogt dat de voorzieningenrechter ten onrechte het door het college bij de rechtbank overgelegde rapport van de door de Milieudienst
Zuid-Holland Zuid op 16 juli 2009 verrichte geluidsmeting (hierna: het rapport van de Milieudienst) in haar oordeel heeft betrokken. Zij voert daartoe aan dat het in strijd met de goede procesorde is dat zij eerst ter zitting in kennis is gesteld van de inhoud van het rapport. Gelet hierop kon zij zich onvoldoende verweren en is zij in haar belangen geschaad, aldus [appellante].
2.5.1. Vaststaat dat het rapport van de Milieudienst in conceptvorm op de dag voor de zitting van 23 juli 2009 bij de voorzieningenrechter is ingediend en dat het rapport per fax om 13.32 uur op die dag aan de gemachtigde van [appellante] is verzonden. Voormeld rapport is derhalve in strijd met artikel 8:83, eerste lid, van de Awb, niet tijdig ingediend. Voorts vergt voormeld rapport een technische beoordeling en is het niet van eenvoudige aard.
De voorzieningenrechter heeft dit rapport daarom ten onrechte niet buiten beschouwing gelaten wegens strijd met een goede procesorde.
Het betoog slaagt.
2.6. Nu [appellante] evenwel inmiddels op het rapport van de Milieudienst heeft kunnen reageren en zelf een deskundigenrapport heeft overgelegd, zal de Afdeling ter wille van een finale geschillenbeslechting bezien of er aanleiding is om de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit alsnog in stand te laten.
2.7. [appellante] betoogt dat de voorzieningenrechter heeft miskend dat aan het geluidsrapport geen deugdelijk onderzoek ten grondslag ligt, nu de geluidsmetingen niet representatief zijn. [appellante] voert aan dat uit een in haar opdracht uitgevoerd akoestisch onderzoek, waarvan de resultaten zijn neergelegd in het rapport van 9 december 2009 van Cauberg-Huygen Raadgevende Ingenieurs BV (hierna: het rapport van Cauberg-Huygen), blijkt dat het geluidsniveau op het Kerkplein gedurende de avondperiode aanzienlijk varieert en dat pas na 22.00 uur sprake is van een relatief stille omgeving.
2.7.1. De uitkomsten van de metingen door de Milieudienst ondersteunen het standpunt van het college dat het omgevingsgeluid zo laag is dat het stemgeluid van bezoekers van het terras, anders dan het in het "Activiteitenbesluit Horeca" neergelegde uitgangspunt omtrent stemgeluid, niet zal opgaan in het omgevingsgeluid. Het college heeft de metingen tussen 22.00 uur en 23.00 uur doorslaggevend kunnen achten voor de beantwoording van de vraag of het gebruik van het terras tot geluidshinder voor omwonenden zal leiden. Voorts is de uitkomst van de metingen door Cauberg-Huygen voor die tijdsperiode niet zodanig afwijkend van die van de Milieudienst, dat die afbreuk doet aan het standpunt van het college.
Gelet op het vorenstaande heeft het college in redelijkheid de vrijstelling kunnen weigeren.
2.8. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd voor zover daarbij de rechtsgevolgen in stand zijn gelaten. De Afdeling zal evenwel met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Awb alsnog bepalen dat de rechtsgevolgen van dat besluit geheel in stand blijven.
2.9. In hetgeen in 2.5.1 is overwogen, wordt aanleiding gezien het college op na te melden wijze in de proceskosten te veroordelen.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de voorzieningenrechter van 31 juli 2009 in zaken nrs. 09/803 en 09/802 voor zover daarbij de rechtsgevolgen in stand zijn gelaten;
III. bepaalt dat de rechtsgevolgen van het besluit van 10 juni 2009 geheel in stand blijven;
IV. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Binnenmaas tot vergoeding van de bij [appellante] in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshonderdenvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het bedrag dient door de gemeente Binnenmaas aan [appellante] onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
V. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Binnenmaas aan [appellante] het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 447,00 (zegge: vierhonderdenzevenenveertig euro) voor de behandeling hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. W. Konijnenbelt, voorzitter, en mr. C.H.M. van Altena en mr. J. Hoekstra, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Soede, ambtenaar van Staat.
w.g. Konijnenbelt w.g. Soede
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 26 mei 2010
270-564.