ECLI:NL:RVS:2010:BM4970

Raad van State

Datum uitspraak
19 mei 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200908101/1/H1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering vrijstelling en bouwvergunning voor verbouwing fabriekshal tot bouwmarkt in Venlo

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellante] tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond, die op 23 september 2009 het beroep ongegrond verklaarde tegen de weigering van het college van burgemeester en wethouders van Venlo om vrijstelling en een bouwvergunning te verlenen voor de verbouwing van een bestaande fabriekshal tot een bouwmarkt en de oprichting van een nieuwe bouwmarkt op het perceel [locatie] te Venlo. Het college had op 4 november 2008 besloten om geen vrijstelling en bouwvergunning te verlenen, waarna [appellante] bezwaar maakte. Dit bezwaar werd op 24 maart 2009 door het college niet-ontvankelijk verklaard, wat leidde tot de rechtszaak.

Tijdens de zitting op 16 april 2010 werd de zaak behandeld, waarbij [appellante] werd vertegenwoordigd door mr. P.J.M. Brouwers, advocaat te Maastricht, en het college door mr. C.H.J.M. Michels, werkzaam bij de gemeente. [appellante] betoogde dat de rechtbank niet had onderkend dat zij als belanghebbende moest worden aangemerkt, omdat het belang van [partij], een onroerend goedontwikkelaar, ondergeschikt zou zijn aan haar eigen belang om een bouwmarkt te exploiteren.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State overwoog dat zowel [partij] als [appellante] een parallel belang hebben bij het verkrijgen van de vrijstelling en bouwvergunning. De rechtbank had terecht geoordeeld dat [appellante] geen rechtstreeks belang had bij het besluit van 4 november 2008, en dat haar bezwaar terecht niet-ontvankelijk was verklaard. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200908101/1/H1.
Datum uitspraak: 19 mei 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], gevestigd te [plaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 23 september 2009 in zaak nr. 09/655 in het geding tussen:
[appellante]
en
het college van burgemeester en wethouders van Venlo (hierna: het college).
1. Procesverloop
Bij besluit van 4 november 2008 heeft het college geweigerd aan [partij] vrijstelling en bouwvergunning te verlenen voor het verbouwen van een bestaande fabriekshal tot bouwmarkt en het oprichten van een nieuwe bouwmarkt op het perceel [locatie] te Venlo.
Bij besluit van 24 maart 2009 heeft het college het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 23 september 2009, verzonden op dezelfde datum, heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 22 oktober 2009, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 april 2010, waar [appellante], vertegenwoordigd door mr. P.J.M. Brouwers, advocaat te Maastricht, en het college, vertegenwoordigd door mr. C.H.J.M. Michels, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. [appellante] betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het college haar bezwaarschrift ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat zij volgens het college geen belanghebbende is. Zij voert daartoe aan dat het belang van [partij], een onroerend goedontwikkelaar, bij het besluit van 4 november 2008 ondergeschikt is, omdat zij slechts de mogelijkheid tot het exploiteren van een bouwmarkt op het perceel faciliteert en aan haar andere mogelijkheden ter beschikking staan om de opstallen op het perceel te exploiteren. Het belang van [partij] is volgens [appellante] tegengesteld aan haar belang, omdat zij een specifiek belang heeft om ter plaatse een bouwmarkt te exploiteren.
2.1.1. Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
2.1.2. De omstandigheid dat [partij] als eigenaar van het perceel de mogelijkheid tot het exploiteren van een bouwmarkt faciliteert, brengt niet met zich dat zij een aan [appellante] tegengesteld belang heeft bij het besluit. Zowel [partij] als [appellante] zijn gebaat bij het verkrijgen van vrijstelling en bouwvergunning teneinde de opstallen op het perceel doelmatig te exploiteren. [appellante] heeft derhalve als beoogd huurster van het perceel een aan [partij] parallel belang. Niet is gebleken dat [appellante] door de weigering vrijstelling en bouwvergunning te verlenen in een zakelijk recht is geraakt. [appellante] heeft derhalve slechts een afgeleid belang en haar belang is niet rechtstreeks bij het besluit van 4 november 2008 betrokken. Gelet hierop heeft de rechtbank terecht overwogen dat het college haar bezwaarschrift terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het betoog faalt.
2.2. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.M. van Driel, ambtenaar van Staat.
w.g. Troostwijk w.g. Van Driel
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 19 mei 2010
414-619.